'Culturen zijn van gisteren':
De moeizame constructie en deconstructie van de ander als ander
Wim van Binsbergen
openingslezing van de serie 'De Ander', Studium
Generale, Gerrit Rietveld Academie, Amsterdam, woensdag 1 november 16.00 uur
In het midden van de vorige eeuw maakte de culturele antropologie haar grote opmars. Het begrip cultuur had al een lange geschiedenis in het westerse denken, van Cicero tot Herder en Kant. Het was tot dan toe vooral gebruikt voor onderscheidende (‘elitaire’) uitingen van de Europese middenklasse. In de handen van Amerikaanse cultureel antropologen (Kluckhohn, Herskovits, Kroeber e.a.) werd het begrip ‘cultuur’ omgesmeed tot een gereedschap om plaatselijke menselijke uitingen waarook ter wereld te benoemen en in kaart te brengen. Het nieuwe begrip cultuur benadrukte gelijkwaardigheid, complexiteit en integratie van plaatselijke uitingen. Het maakte de verre Ander:
· in de eerste plaats tot lid van een groter geheel (haar of zijn cultuur, gedragen door haar of zijn samenleving),
· en in de tweede plaats tot een vrijwel gelijke, van wie men op specifieke punten collectief kon verschillen zonder daarmee haar of zijn gelijkwaaridheid in twijfel te trekken.
Cultuurrelativisme begon (maar nog langzaam!...) de plaats in te nemen van de superioriteit en etnocentrisme dat tot dan toe de Noordatlantische blik op de rest van de wereld had bepaald sinds de 18e eeuw. Een aantal factoren droeger er verder toe bij dat zich vanaf het midden van de twintigste eeuw een nieuwe wereld zich aftekende:
· Dekolonisatie van voormalige koloniën,
· secularisering van de Noordatlantische samenleving, waardoor eeuwenoude, religieus verankerde zekerheden en sociale scheidslijnen hun relevantie verloren en het verlangen naar nieuwe identiteit opkwam
· steeds massaler transcontinentale migratie,
· globalisering van – door nieuwe technologie steeds effectiever, sneller en goedkoper – communicatie en informatiestromen, en
· gewelddadige confrontaties tussen totaalvisies op de wereld en haar toekomst (markteconomie onder Noordatlantische hegemonie; Islam als uitdagend alternatief).
In die nieuwe wereld tieren collectieve identiteiten welig. Hun streven naar erkenning en bewerktuiging is de strijd in plaatselijke en wereldwijde politieke arena’s gaan bepalen – meer dan de strijd om schaarse materiële goederen. Veel van die identiteiten hebben een onmiskenbare historische diepte (zoals volkeren, etnische groepen, taal- en geloofsgemeenschappen), andere zijn zeer recent; weer andere bestaan alleen virtueel. Als wij kijken naar de veelheid van rollen die ieder van ons gedurende haar of zijn leven, of zelfs gedurende één dag, vervult, is duidelijk dat iedereen vele identiteiten heeft en dat veel van die identiteiten weinig met elkaar te maken hebben, haaks op elkaar staan, en inwendig op volstrekt onafhankelijke wijze georganiseerd zijn; bijv., de identiteiten van automobilist, verkoopster, modebewuste jonge vrouw, deelraadkiezer, en gehoofddoekte muslima zijn in de praktijk blijkbaar goed te combineren, en hebben toch in hun definitie en structuur nauwelijks iets met elkaar gemeen.
In onze door identiteit geobsedeerde hedendaagse wereld worden wij er toe verleid om, temidden van onze vele identiteiten, er éen uit te kiezen alsof die identiteit bij uitstek ons wezen zou bepalen. Vaak is dat een nationale, culturele of religieuze identiteit. Het met kracht uitdragen van zo’n overkoepelende eigen identiteit, en het claimen van respect daarvoor bij anderen in de openbare ruimte, heeft een eigen politiek en communicatief formaat gekregen, waaraan performativiteit (zeg maar: bewust effectbejag in de openbare ruimte) niet vreemd is, en waaromheen een hele praktijk van politieke correctheid (en politiek belang) is gegroeid. Dit leidt ook tot een overvloed aan artistieke vormen
· waarin enerzijds identiteit (van zelf en ander) als vanzelfsprekend, onontkoombaar, en dwingend wordt uitgedragen,
· maar waarin anderzijds, gelukkig, de absolutering (‘reïficatie’) van dit type collectieve identiteit juist wordt gerelativeerd als een modern sociaal-cultureel product.
Binnen dit, overwegend recente, krachtenveld manifesteert zich tegenwoordig ‘de Ander’, als constructie en als deconstructie. Wij hebben hier met een allesomvattend sociaal proces te maken, dat ons geen gepriviligeerde veilige rustpunten meer gunt vanwaar wij het gedoe rustig kunnen bekijken en benoemen. Zowel het affirmeren als het uitdagen van identiteiten is een daad van maatschappelijke en artistieke verantwoordelijkheid, en zal als zodanig heftige reacties oproepen. Dat geldt ook voor pogingen, als de onderhavige, om de onderliggende structuur te benoemen en te verklaren, in een streven om de dwangmatige constructie van overkoepelende identiteiten tegen te gaan.
[ het volgende naar eigen behoefte zoveel
inkorten als nodig: ]
Wim M.J. van Binsbergen (*1947, Amsterdam) is Professor of the Foundations of Intercultural Philosophy, Philosophical Faculty, Erasmus University Rotterdam, and Senior Researcher at the African Studies Centre, Leiden, the Netherlands. His research interests include: religion in Africa (both traditional African religion, Christianity and Islam -- recently with special emphasis on (cosmogonic) myth, animal symbolism, shamanism, and long-range comparison in space and time); intercultural philosophy especially epistemology; African and Ancient Mediterranean history; Afrocentricity; ethnicity, ancient and modern statehood; globalisation, commodification, virtuality and mediatisation. He has pursued these interests during extensive fieldwork in Tunisia, Zambia, Guinea Bissau, and Botswana, besides historical projects on South Central Africa, the Ancient Near East, and the world history of geomantic divination and shamanism. He held professorial chairs at Manchester, Berlin, Amsterdam, and Durban-Westville, and directed Africanist research at the Leiden centre throughout the 1980s and 1990s. His books include: Religious Change in Zambia (1981), Theoretical Explorations in African Religion (with Schoffeleers, 1985), Old modes of Production and Capitalist Encroachment (with Geschiere, 1985), Tears of Rain: Ethnicity and History in western central Zambia (1992), Black Athena Ten Years After (1997) on the intercontinental antecedents of classic Greek civilisation, Modernity on a Shoestring (with Fardon and van Dijk, 1999) on globalisation outside the North Atlantic region, and Trajectoires de libération en Afrique contemporaine (with Konings and Hesseling, 2000) on African politics. From September 2003 onward a number of books were published: his magnum opus entitled Intercultural Encounters: African and Anthropological Lessons towards a Philosophy of Interculturality, as well as four edited collections: The Dynamics of Power and the Rule of Law (on African legal anthropology and traditional leaders); Situating Globality: African Agency in the Appropriation of Global Culture (with van Dijk, 2004) (on globalisation in the African context); Truth in Politics: Rhetorical Approaches to Democratic Deliberation in Africa and beyond (with Salazar and Osha), on the South African Truth and Reconciliation Commission, and the contested applicability of a Rhetorical, ultimately Aristotelian approach to the latter; and Commodification: Things, agency and identities: The Social life of Things revisited (2005, with Peter Geschiere). In the press is a book on Ethnicity in Mediterranean proto-history (with Woudhuizen), and an edited book on African Islam (with Breedveld and van Santen). Wim van Binsbergen has been the Editor of Quest: An African Journal of Philosophy since 2002. He is a published poet/ novelist and a practising (also e-based) sangoma diviner-healer in the Southern African tradition. |