Een interview met Wim
van Binsbergen CULTUREN
BESTAAN NIET Uit: BIJEEN: Mensen in
een kleurrijke samenleving, |
Een kwart eeuw zwierf hij als antropoloog door
Afrika. In Zambia schopte hij het tot aangenomen zoon van koning
Kabambi Kahare en in Botswana tot erkend waarzegger-
priester-genezer, ofwel sangoma. Hij was hoogleraar culturele
antropologie en is sinds kort intercultureel filosoof. Als iemand
verstand heeft van culturen, zou je zeggen, dan is het wel
professor dr. Wim van Binsbergen. Maar uitgerekend hij zegt:
Culturen bestaan niet.
De dunne kralensnoertjes om
zijn polsen zijn het enige vreemde aan de aardige,
ietwat weerloze man die tegenover me zit. Zijn werkkamer biedt
uitzicht op de Rotterdamse Maas. Hij is heel ontspannen, terwijl
de filosofieprof het toch razend druk heeft. Wim van Binsbergen
is namelijk ook nog onderzoeksmanager op het Afrika-Studiecentrum
in Leiden, vader van vijf kinderen, schrijver van
wetenschappelijke boeken, gedichten en zelfs romans, en hij heeft
een - heel kleine - praktijk als sangoma,
waarzegger-priester-genezer. De grote vraag is hoe hij in een
tijd waarin iedereen de mond vol heeft van culturen en
cultuurverschillen, het bestaan van culturen kan ontkennen.
Cultuur in de betekenis van een totale, allesomvattende
zijnsvorm, waarbinnen iemands hele identiteit gedefinieerd kan
worden, bestaat gewoon niet. Stel dat ik zeg: Ik ben
Nederlander. En alle mensen die dat niet zijn, die geen
boerenkool met worst lusten, hebben geen smaak, kleden zich gek,
zijn heel anders dan ik... dan klopt dat van geen kant. Want ook
ik ben niet puur Nederlands: ik zie Amerikaanse films, rijd in
een Japanse auto, draag een Italiaans pak en ook de mensen met
wie ik omga zijn niet allemaal Nederlands. Mijn Nederlanderschap
is maar een heel klein deeltje van mezelf, dat ik alleen op
bepaalde momenten en in bepaalde situaties naar voren schuif.
Maar op de meeste momenten en in de meeste situaties ben ik
helemaal niet etnisch aanspreekbaar, maar gaat het om mijn
identiteit als medemens, als man, als onderzoeker, als broer, als
vader, als buurman of als voorbijganger. Bovendien, ga in een
willekeurige Nederlandse familie twee of drie generaties terug en
je belandt bijna zeker in het buitenland. Het hele idee van
etnische culturen, waarmee je in de multiculturele
samenleving je eigen identiteit moet beleven en uitdragen, is
kunstmatig en onjuist. Het is een product van het politieke
concept dat achter de multiculturele samenleving
zit.
Waarom hanteren we dan zo
graag dat begrip cultuur?
Om vele redenen. Ook
goede redenen. Het begrip cultuur is een bevrijdend wapen geweest
in de handen van mensen die in de koloniale tijd protesteerden
tegen de Eurocentrische, racistische ontkenning van de
medemenselijkheid van koloniale onderdanen. De
ideečn van de inlanders over moraal, kleding,
religie, bestuur, wereldbeeld, kinderhuwelijken en polygamie
werden toen opeens opgewaardeerd tot aspecten van een
totaalpakket, een eigen systeem; een cultuur dus. En
het zogenaamde cultuurrelativisme zei: Culturen zijn
verschillend, maar wel gelijkwaardig. Akkoord. Maar de
volgende stap is dat je die cultuurverschillen gaat
verabsoluteren en mensen reduceert tot niets anders dan dragers
van die eigen, specifieke, onderscheidende cultuur. En daar ga ik
niet mee akkoord. Nu die mensen met die zogenaamd andere
culturen niet meer ver weg wonen maar hier in Nederland, pinnen
we ze nog steeds voortdurend vast op hun anders-zijn. Terwijl
alleen al het feit dat ze hier wonen en meedraaien, betekent dat
ze helemaal niet zo anders zijn. Ze gaan ook met de tram, dragen
ook spijkerbroeken, doen ook aan sport. Ze zijn in de meeste
opzichten dus gewone leden van dezelfde samenleving. Maar
allochtonen, asielzoekers en migrant en worden nu heel duidelijk
neergezet als dragers van een eigen, specifieke cultuur en we
bevestigen dat op allerlei manieren, met een cultuurbeleid, een
kunstbeleid, een welzijnsbeleid enzovoort. Dat is een hele
industrie. Er zijn allerlei mensen, het middenka der, die
illusies van grote, op cultuur gebaseerde, ingebakken verschillen
tussen mensen in een multiculturele samenleving zwaar aanzetten.
Dan kunnen we immers weer een leuk wijkfestival organiseren, of
leuke dansgroepjes op het podium zetten. Dat is misschien goed om
de mensen van de straat te houden, maar het is tegelijkertijd een
valkuil. Want het gevolg is een sterke beeldvorming van zij
zijn anders, anders dan wij Hollanders. Terwijl
je dus met iemand omgaat als medemens en partner, klasgenoot,
collega, buurman, kun je hem tegelijkertijd gaan zien als de
verpersoonlijking van het andere. Het
gemeenschappelijke verdwijnt uit beeld.
Hoe gevaarlijk is het
verabsoluteren van cultuur?
Als de extreem-rechtse Haider
in Oostenrijk grote verkiezingswinst boekt, worden nazi-Duitsland
en de holocaust in herinnering geroepen. Of de etnische
zuiveringen in Bosnič, Kosovo, Rwanda. Het grote probleem
van onze tijd is het denken in termen van etnische, subnationale,
quasi-historische, quasi-genetische identiteit. Een denken dat
deze eeuw explosief is toegenomen, vooral door het afkalven van
de nationale staat. Wat dan namelijk rest is het idee dat er nog
ergens een ruimte moet zijn waarin we ons kunnen terugtrekken, de
etnische identiteit. Dat is vooral een denkbeeldige ruimte, want
tegelijk zijn in diezelfde mens talloze andere identiteiten
aanwezig. Daar komt bij dat heel veel etnisch pathos te
maken heeft met wat ons is aangedaan. Lijden uit het
verleden. In de multiculturele samenleving kan die
ander dan iemand worden uit de groep die ons
dat en dat heeft aangedaan. Zie de Balkan. Oude ressentimenten
kunnen generaties lang resoneren. Wij hebben dat ook. Ik ben kort
na de oorlog geboren en ik kan wel roepen culturen bestaan
niet, maar in dat deel van mij dat nog een kinderhartje is,
maak ik graag een uit zondering voor Duitsland. Ik kan dat nu
goed relativeren, maar juist in het infantiele deel, dat ieder
volwassen
mens heeft, nestelen zich onverwerkte ressentimenten. Ze liggen
als het ware klaar om opgeroepen, geactiveerd te worden. En
daarin zie ik het grootste gevaar. Dan zeg ik liever: mensen, een
eigen cultuur is mooi, maar onthoud in godsnaam dat het maar een
deelaspect van ieder mens is.
Staatssecretaris Van
Boxtel zegt in zijn nota Kansen krijgen, kansen pakken ondermeer
dat de overheid minderheden het recht niet mag ontzeggen hun
eigen cultuur te beleven. Dat klinkt toch heel onschuldig?
Nou, dan gaan bij mij
de haren toch overeind staan. Kijk, als uitnodiging tot een
onderhandelingsproces is het mooi. Maar wie bepaalt de reikwijdte
van cultuur? In de brede, allesomvattende opvatting
van cultuur, die ik dus verwerp, kun je zon stelling zien
als een uitnodiging aan minderheden om zoveel mogelijk te claimen
binnen dat - nu kennelijk vrijgegeven - domein van hun cultuur.
Meisjes niet meer naar school? Je vrouw slaan? Bedenk het maar.
Ik vind het een gevaarlijke uitspraak, die niet betekent wat hij
lijkt te betekenen. En staatssecretaris Van der Ploeg dan,
die met zijn kunstbeleid confrontaties wil, botsingen tussen
culturen? Dat vind ik een veel rečler standpunt, maar ik
zie niet waarom het zo erg in het conflictmodel getrokken moet
worden. Zelf heb ik, ik zou bijna zeggen als geen ander, grote
praktische ervaring in interculturele participatie. Ik weet van
een drietal Afrikaanse gemeenschappen tot in de finesses hoe
iemand van mijn leeftijd en geslacht zich daarbinnen dient te
gedragen. Dat waren lange, pijnlijke leerprocessen, maar die heb
ik nooit als conflict of botsing gezien. Het wordt een conflict
als je dat culturele als het totaal andere ziet. Dus je verwacht
botsingen, of roept ertoe op, omdat je er al van uitgaat dat de
ander heel anders is. Ik denk dat een groot deel van een
mensenleven bestaat uit een zwalken tussen het beleven van de
ander als de ander en het opheffen van het
anders-zijn van de ander en van jezelf in de
ontmoeting. Dat hoeft niet altijd zo nodig een botsing te zijn.
Maar waarschijnlijk bedoelt Van der Ploeg dat ook wel. Hij
ziet die botsingen uiteindelijk leiden tot een blended culture,
een soort fusiecultuur... Blended culture! Dat smaakt voor
mij erg naar een eenheidsworst. Ik zie mensen juist overal steeds
meer ver schillen construeren, op alle mogelijke gebieden. Geen
wezenlijke verschillen, maar veelal uiterlijke, juist om aan te
geven wie of wat ze (willen) zijn. Een jongen met een hanenkam of
ik (hij wijst naar zijn pols) met mijn kraaltjes. Maar die
verschillen worden niet voorgeschreven door een cultuur. Het zijn
juist tekenen van de postculturele, vrije keuze in een
multiculturele samenleving. Want mensen eigenen zich dan
cultuurelementen toe uit Suriname, uit Afrika, of uit Drenthe.
Maakt niet uit.
Wim van Binsbergen
praat en schrijftal zijn leven lang graag en vlot, al wemelen
zijn betogen nu van wetenschappelijk jargon. Hij kijkt terug op
een jeugd waar menig romanschrijver jaloers op zou
zijn.
Verminkt, zegt hij zelf, kwam
hij uitzijn jeugd. Uit een verscheurd gezin vol
verwantschappelijke dramas rond incest, geweld, wanhoop en
generaties lang ontbrekende vaderfiguren. Toen ik in 1968,
21 jaar oud, als aankomend antropoloog naar Tunesič ging, was
dat niet een keuze, maar een vlucht, een zoeken naar een
thuis. Hij vond dat uiteindelijk bij het Nkoya-volk in
Zambia, werd er de aangenomen zoon van een koning(een
vaderfiguur?). Hij deed er onderzoek, schreef er boeken over,
promoveerde en kreeg naam. Maar het conflict tussen zijn
groeiende persoonlijke betrokkenheid bij de mensen die hij
bestudeerde, en de rationele, afstandelijke wijze waarop hij
daarover moest rapporteren, leidde eind jaren 80 tot een
crisis. Ik kwam vanuit Zambia naar Botswana en werd daar
afgewezen omdat ik gezien werd als verwant aan de blanke Boere
uit het Zuid-Afrika van de apartheid. In mijn ontreddering door
deze afwijzing wist ik niets anders meer dan me als patičnt aan
te melden bij de plaatselijke genezers, bij wie ik welkom was. Ik
werd lid van hun cultus, genas en eindigde als een van hen; als
priester-genezer, als sangoma. Dit kralensnoer om mijn arm
verwijst daarnaar. Toen was ik niet meer die Boer, maar Johannes
Sibanda, aanhanger van een Afrikaanse religie. Dat was
begin jaren 90. Gezien een aantal voor hem onaanvaardbare
praktijken brak hij met de cultusbeoefenaars. Maar niet met
mijn Nkoya-familie en vrienden en ook niet met mijn
sangomaschap. Hij nam afstand van de
antropologie. Ik vond het walgelijk om me nog langer te
conformeren aan die westerse, analytische rationaliteit, waarmee
wij precies weten hoe hun leven, religie en cultuur in elkaar
zitten - namelijk als domme Afrikaanse constructies. Dat
betweterige wijs ik af! En hij brak met de traditionele
opvattingen over culturen. Als culturen zo doordringbaar
zijn, dat ik er in Afrika wel drie terdege heb leren kennen, den
kun je natuurlijk niet echt zeggen dat ze niet bestaan, maar wel
dat ze niet zijn wet we dachten dat ze zijn, namelijk een totale
samenvatting van het menselijk zijn van een bepaalde groep
mensen.
Het is opvallend
hoezeer uw persoonlijk leven en uw wetenschappelijke ontwikkeling
samenvallen.
Het gebeuren in
Botswana was een fase in mijn leven. Ik was er intussen wel
achter dat die wanhopige constructie van een ander thuis, ver weg
van het afschuwelijke thuis dat ik had gekend, veel zegt over
mijn eigen zwalken en onzekerheid toen. En inmiddels was ik in
Nederland echtgenoot, vader van kinderen en had ik ook hier dus
een thuis. Maar de wetenschappelijke ideečn die ik ontwikkelde,
hadden ook te maken met een fundamentele stellingname ten aanzien
van het waardevolle en de integriteit van die andere wereld die
de mensen daar in Afrika voor zichzelf gecrečerd hadden.
Tegelijk kwam ik er door onderzoek achter, dat de
interpretaties van de houten tabletten en de orakelstenen die in
Botswana door de waarzeggers gebruikt worden, aanpassingen waren
van 10de-eeuwse Arabische magie. Soortgelijke en verwante
systemen bleken in heel Afrika, en ook in het Midden- en Verre
Oosten voor te komen. In laatste instantie kun je aantonen, dat
het Arabische systeem weer is afgeleid van de Chinese I Tsjing,
dat nu weer op een eigen manier via New Age en Jung bij ons is
teruggekomen. Zo uniek en oorspronkelijk was zelfs zon
cultuur daar helemaal in het zuiden van Afrika dus niet.
U bent toch ook
betrokken bij een discussie over de Griekse cultuur die het
Zwarte Athene-debat heet?
Ik vind dat een zaak
van wereldhistorisch belang. De Zwarte Athene-gedachte gaat ervan
uit dat de Griekse beschaving, voor ons het beginpunt van de
Europese beschaving, helemaal geen beginpunt was, maar
voortgekomen is uit het oude Mesopotamič aan de ene en het oude
Egypte aan de andere kant. Maar dan zet ik als Afrikanist de
volgende stap, want de Egyptische beschaving was een product van
Afrikaanse inspiratie, vijfduizend jaar geleden. en van
Afrikaanse modellen. Kijk, dan heb je in de cultuurgeschiedenis
opeens een heel andere plek voor Afrika ingeruimd. Je mag dat ook
weer niet Afrocentrisch uitleggen, alsof alles dus in Afrika
begint. Dat is niet waar. Het gaat er mij om, dat de
wereldgeschiedenis beschouwd moet worden als een lang proces van
wederzijdse beďnvloeding van vele, veelvormige
beschavingscentra. En niet als een tot wasdom komen en zich over
de hele wereld verbreiden van de genialiteit van het
Noordatlantisch deel van de wereld.
Hoe moeten hier de
verschillende culturele groepen nu met elkaar omgaan, zonder het
gevaar te lopen steeds meer anderen voor elkaar te
worden?
Als ik roep
culturen bestaan niet, zeg ik dus ook dat
multicultureel Nederland geen arena is waarin verschillende
culturen bepakt en bezakt zijn binnengelopen. Die
culturen zijn gecrečerd omdat er een arena is,
waarin de verschillende spelers zo nodig in hun eigen rollen
onderscheiden moeten worden. De communicatie begint niet als een
cultureel debat, maar als een strijd om posities, belangen en
privileges binnen een begrensde politieke ruimte. Daarin gaan
ideečn over culturele en etnische identiteiten zich vastzetten
en een eigen leven leiden. De communicatie moet veel informeler,
en steeds in het besef dat dragers van een etnische identiteit
ook nog een heleboel andere identiteiten hebben. Ik ben veel
blijer met een bijeenkomst waar toevallig bruine, zwarte en
blanke bewoners van een wijk over een gemeenschappelijk onderwerp
aan de praat zijn, dan wanneer ze dat doen in een zorgvuldig
opgebouwd wijkgebeuren, waarin de een de koekjes van de ander eet
en de derde de soep van nummer vier. Het idee achter zon
geregisseerd wijkgebeuren is; als de overheid al die
verschillende minderheden maar een plek geeft en expliciet met
name noemt, dan zijn we goed bezig. Maar door dat te doen,
crečer je juist verschillen en verhard je ze. Ga er toch gewoon
van uit dat het allemaal mensen zijn en doe op die grond een
beroep op ze. En geef, als je een grote bek krijgt, een grote bek
terug. Denk niet: hij heeft het al zo moeilijk in die
minderheidsgroep. Erken die ander als medemens.
Wat moet de politiek
volgens u doen?
Ik denk dat het huidige
minderhedenbeleid en de multiculturele inrichting van de
samenleving in brede lagen van de bevolking niet genoeg steun en
begrip ontmoeten. Dat komt doordat mensen onvoldoende betrokken
worden bij de besluitvorming in deze. Er wordt te weinig gedaan
om steun en begrip te krijgen. De basis van het minderhedenbeleid
is een op zichzelf respectabele opvatting over een integere
invulling van mensenrechten. Maar hoe politiek geloofwaardig is
dat? En het ontbreken van steun en begrip heeft nog geen
kritische grenzen bereikt, maar het is wel een tijdbom. Nu komt
het erop aan of een overheid het minderhedenbeleid blijft
benaderen vanuit de eigen cultuur van minderheden, of gaat
benaderen vanuit een erkenning dat die culturele oričntaties
zich af en toe, hier en daar moeten kunnen manifesteren en ruimte
krijgen. In het eerste geval dwing je de migranten om zich
cultureel vooral anders op te stellen. In het tweede laat je ze
de keuze om, afhankelijk van de situatie, zich al dan niet
cultureel anders op te stellen. De manier
waarop immigranten hun eigen cultuur uitdragen, heeft heel sterk
te maken met de wijze waarop Nederlanders de multiculturele
samenleving definičren. Heel wat mensen hebben er rečle
belangen bij dat culturen als het ware worden verklaard tot de
(versteende) hoogste, uitermate te respecteren uitdrukking van de
identiteit van een groep. En die laten een mijnheer met kraaltjes
om zijn pols niet zeggen dat culturen niet bestaan. Toch is mijn
boodschap dat cultuur, of beter culturele specificiteit,
weliswaar een manier is waarin het mens-zijn zich manifesteert,
in een bepaalde vorm en binnen een bepaalde context, maar dat je
die niet mag verabsoluteren.
U bent een priester
genezer van de Nkoya-religie.[1] Hoe rijmt u dat met al uw andere culturele
specificiteiten?
Ik kan heel goed die
voorouders, heiligdommen en offers relativeren. Daar heb ik
tenslotte voor geleerd. Maar wat ik ook geleerd heb, is nog even
te wachten met relativeren, en ruimte te laten aan iets dat aan
al het mensenwerk ontstijgt. Ik heb een heiligdom in mijn
achtertuin en ben daar een paar keer in de week eventjes bezig.
Maar ik ben van huis uit katholiek en misschien ben ik dat nog
wel. Als het vliegtuig opstijgt of landt, bid ik weesgegroetjes
tot Maria. Tegelijk is Sidi Mhammad, een heilige uit een
Tunesisch dorp waar ik dertig jaar geleden werkte, de
patroonheilige van ons gezin. Of je dat interculturele
religiositeit kunt noemen, weet ik niet, maar het is wel zo dat
ik me nooit zozeer verlost heb gevoeld van mijn anderszijn als
antropoloog en gast in Afrika, dan tijdens de religieuze
rituelen.
[1] Deze formulering van de
interviewer is niet geheel correct, zoals al uit het bovenstaande
blijkt. De sangoma-religie speelt een grote rol in
Zuidelijk Afrika van Zimbabwe tot aan de Kaap, en verbreidt zich
pas de laatste jaren naar Zambia. Zij is niet te kenschetsen als
Nkoya-religie de Nkoya wonen in Zambia, en het
is vanuit de Nkoya context dat Wim van Binsbergen zijn afgewezen
worden in Botswana als ander en als erfvijand niet
kon verkroppen, om dit op te lossen door Botswaans
waarzegger-priester-genezer (sangoma) te worden.
page last modified: 06-03-02 15:42:44
page last modified: 06-03-02 15:42:44 |