|
van Binsbergen, W.M.J., 1998, 'Enige opmerkingen over etniciteit en grenzen in hedendaags Afrika', voordracht gepresenteerd op het seminar 'Grenzen en etniciteit in Afria', Afrika-Studiecentrum / Ministerie van Buitenlandse Zaken, Leiden, november 1998
© 1998-2002 Wim
van Binsbergen
1. Laten wij
beginnen met op te merken dat etniciteit en de etnische dynamiek
van grenzen niet per se een typisch Afrikaans verschijnsel is.
Etnische conflicten liggen aan de grondslag van de recente
burgeroorlogen in Bosnie en Noord-Ierland, en aan de vernietiging
van Joden en Zigeuners in de Holocaust. Zij kenmerken de
hedendaagse Noordwest Europese ‘multiculturele’ samenleving
evenzeer als de Zuidafrikaanse samenleving onder apartheid —
een systeem dat toch in hoofdzaak was vormgegeven door mensen van
Europese afstamming die een Indo-Europese taal spraken.
2. Een van de
meest hardnekkige misvattingen over hedendaags Afrika — nog
zeer geregeld op te merken in de media en zelfs in documenten van
het Ministerie van Buitenlandse Zaken /Ontwikkelingssamenwerking
— is dat de bevolking van dat continent in eerste instantie
moet worden ingedeeld in een groot aantal ‘stammen’; iedere
stam zou gekenmerkt zijn door een eigen cultuur, kunst, taal,
lichamelijke kenmerken, politieke organisatie inclusief
‘stamhoofd’, en een eigen ‘stamgebied’; dat laatste zou
maken dat het Afrikaanse continent een grote lappendeken vormt
van aan elkaar grenzende, niet overlappende, vastliggende
‘stamgebieden’. Het zou misschien zelfs betekenen dat de
loyaliteit van hedendaagse Afrikanen in eerste instantie bij hun
vermeende ‘stam’ en ‘stamhoofd’ ligt, zodat elk aanbod
van en participatie in de wijde hedendaagse wereld (op het gebied
van landbouw, industrie, media, communicatie, recht, organisatie,
staatsvorm, filosofie en religie) tot mislukking gedoemd is
tenzij aansluiting gevonden wordt bij de vermeende, atavistische
prioriteiten van ‘stam’ en ‘stamhoofd’ — het
doemscenario van Hunter’s Clash of civilizations.
3. Een andere,
daarmee onmiddellijk samenhangende hardnekkige misvatting over
hedendaags Afrika is dat de onmiskenbare etnische conflicten in
dat continent zouden zijn toe te schrijven aan ‘eeuwenoude’
‘stammenveten’, die zich af en toe ontladen in gewapende
conflicten als voortzetting van voorkoloniale
‘stammenoorlogen’.
4. Het
stammenmodel voor Afrika is ontsprongen aan een aantal bronnen
die overwegend in het Noordatlantisch gebied moeten worden
gesitueerd:
•
de voorliefde van koloniale overheden voor overzichtelijke
bestuurlijke indelingen samenvallend met elkaar uitsluitende
landschappelijke territoria;
•
de voorliefde van koloniale overheden voor een model van goedkoop
indirect bestuur, dat een eigen, inheemse, maar met de koloniale
bestuursopvattingen samenvallende territoriale en bestuurlijke
indeling veronderstelde;
•
Europese opvattingen over het samenvallen van cultuur, taal,
territorium en staat — de opvallend recente, in hoofdzaak
Romantische oorsprong van natievorming in Europa in de
negentiende eeuw;
•
de rationaliserende behoefte, niet alleen bij koloniale overheden
maar ook bij industriele ondernemingen, bij zending en missie, en
geleidelijk ook bij Afrikanen, aan overzichtelijke etiketteringen
van de veelheid van culturele en taalkundige identiteiten op
plaatselijk, regionaal en statelijk niveau;
•
terwijl door bovengenoemde factoren scherpe indelingen van de
Afrikaanse bevolking uitkristalliseerden — overwegend op een
territoriale basis — grepen ook opkomende Afrikaanse leiders
(volkshoofden in indirect bestuur, vroege bekeerlingen tot
wereldgodsdiensten, aankomende intellectuelen en politici) de
gelegenheid aan om deze opkomende nieuwe etiketten, indelingen,
classificaties, te profileren tot zelfbewuste eenheden
(‘stammen’, ‘etnische groepen’), en deze van een
identiteit, onderscheidende cultuur, en eigen geschiedenis te
voorzien;
•
waar andere sociale en levensbeschouwelijke indelingen ontbraken,
werden deze etnische indelingen, en de plaatselijke en regionale
tegenstellingen die zij door hun territorium-gebondenheid
suggereerden, de leidraad voor groepsvorming en competitie in de
nationale politiek;
•
formele politiek langs etnische en regionale lijnen leidde ook
tot patronage-netwerken waarlangs de elite, in ruil voor
politieke steun, voordelen kon toespelen aan haar etnische en
regionale volgelingen, die daaraan des te meer behoefte hadden
gezien het toenemend falen van de formele instellingen van de
postkoloniale staat;
•
niettemin blijft etniciteit in hedendaags Afrika een situationeel
karakter houden: er zijn tal van situaties die niet of nauwelijks
etnisch zijn gemarkeerd of die door de daarin betrokken mensen zo
geconstrueerd worden dat zij een overstijgen in plaats van een
benadrukken van etnische identiteiten te zien geven — situaties
met name waarin andere dan etnische identiteiten (met name naar
godsdienst, geslacht, klasse, beroepsgroep, natiestaat) de
overhand hebben; ook komt het zeer vaak voor dat mensen in
situaties die wel etnisch zijn gemarkeerd (zoals de situatie van
recente stedelijke migranten in de typisch etnisch diverse
context van de grote stad) de etnische identiteit die zij van
huis uit dragen, afleggen — hetzij voor een andere die een
hoger prestige heeft en ter plaatse in de meerderheid is, hetzij
voor een andersoortige, meer universalistische identiteit
(bijvoorbeeld Moslim, of socialist) in het licht waarvan de
particularistische etnische identiteit irrelevant wordt.
5. Etniciteit, en
in het algemeen het problematiseren en affirmeren van een
zelfreflexieve identiteit, doet zich kennelijk voor als reactie
op het politiek en economisch inkaderen van de als
vanzelfsprekend ervaren, onmiddellijke sociaal-culturele
zijnswijze, in een buitenwereld die voorheen zich nauwelijks deed
gelden.
6. Dit roept de
vraag op naar voorkoloniale identiteiten in Afrika. Hier deed
zich een grote diversiteit aan talen, culturele gebruiken,
produktiewijzen, systemen van heerschappij, somatische
verschijningsvormen voor: langs elk van deze elkaar doorkruisende
dimensies konden binnen plaatselijke contexten identiteiten
benoemd worden in termen van naamdragende categorieen. Deze
categorieen hadden veelal een perspectivisch en situationeel
karakter: ‘de noorderlingen’, ‘de bosbewoners’, ‘zij
die zich aan de staat onttrekken’; maar in andere gevallen
werden de benamingen ontleend aan gelokaliseerde clans, wat de
essentialistische implicatie heeft van een vaststaande, door
afstamming van een gemeenschappelijke voorouder verkregen
identiteit. Voorkoloniale staten, zoals die zich gedurende
verscheidene millennia in Afrika op grote schaal hebben
voorgedaan, kenden vrijwel steeds een veelheid van talen,
culturele orientaties, produktiewijzen, somatieken, en naast
statelijke vormen van heerschappij ook allerlei daarvan
afwijkende lokale vormen; controle over mensen (door middel van
rechtspraak, geweld, en schatting in de vorm van produkten en
personen), niet controle over afgebakende territoria, was het
uitgangspunt van deze staten. Voorkoloniale grenzen moeten dan
ook gedacht worden, niet als lijnen op een landkaart, maar als
overlappingsgebieden van invloedssferen.
7. Het is een
uitvoerig aangetoond feit dat zeer vele koloniale en
voorkoloniale etnische benamingen in Afrika geen wortels hebben
in het voorkoloniale verleden, en dus een uiterst ondiepte
historiciteit hebben. Niettemin is er uit het zeer omvangrijke en
uiterst complexe repertoire aan voorkoloniale identiteiten in
beperkte mate geput is voor de naamgeving van koloniale en
postkoloniale identiteiten in Afrika. Volstrekt onjuist is echter
de gedachte (dikwijls geuit door Afrikaanse etnische ideologen,
door westerse journalisten en door een afnemend aantal
onderzoekers) dat twintigste-eeuwse etniciteit in dat continent
eenvoudig een voortzetting is van voorkoloniale patronen van
groepsvorming en groepsconflict. De boven aangeduide kenmerken
van twintigste-eeuwse etniciteit deden zich nauwelijks voor
voordat de koloniale staat met zijn bureaucratische, in
naamdragende territoriale indelingen vormgegeven heerschappij was
gevestigd. Etniciteit als hedendaagse ideologische constructie in
Afrika wordt in hoge mate als verkokerd geacht: taal, culturele
gebruiken, produktiewijzen, somatiek, territorium, politiek
leiderschap zouden een geintegreerd pakket vormen waardoor de
etnische identiteit de totale zijnswijze van een persoon
determineert; kenmerkend echter voor voorkoloniale identiteiten
was dat de verschillende dimensies waarlangs zij konden worden
gedefinieerd, los van elkaar bleven staan, onderling niet werden
geintegreerd, zodat van geen enkele identiteit een
totaliteitsclaim kon uitgaan, en de diverse identiteiten binnen
een regio zich in rhizome warreling dooreenhaspelden.
8. De huidige
nationale en regionale grenzen in Afrika gaan grotendeels terug
tot het begin van de koloniale tijd; zij zijn toen meestal
volkomen willekeurig getrokken dwars door de
verspreidingsgebieden van talen en culturele orientaties heen, en
soms ook met veronachtzaming van de uitbreiding van de
machtsgebieden van voorkoloniale staten. In de loop van de
bestuurlijke en politieke geschiedenis echter van de twintigste
eeuw zijn binnen die grenzen nieuwe, zelfbewuste identiteiten
gegroeid, waardoor de willekeur van toen vaak het nationale en
regionale groepsbesef van nu is geworden. Maar daarnaast vormen
de hedendaagse grenzen vaak een bron van spanning, de context
voor door de betrokken staten ongeoorloofde
grensoverschrijdingen, en voor afscheidingsstreven.
9. Dit alles maakt
het begrijpelijk dat in de eigen visie op de samenleving, voor
vele Afrikanen het stammenmodel dat wij thans verwerpen,
niettemin een onomstotelijke subjectieve realiteit is gaan
vertegenwoordigen, die (door de mobiliserende activiteiten van
etnische politici) kan worden aangesproken om economische en
politieke tegenstellingen een etnische dimensie te geven.
10. Elke nationale
politiek, waar ook ter wereld, bestaat bij de gratie van
•
beheersbare
•
subnationale
•
tegenstellingen.
De recente
geschiedenis leert dat een etnicisering van nationale
tegenstellingen zoals die op grote schaal in postkoloniaal Afrika
heeft plaatsgevonden, vaak rampzalige gevolgen heeft: zij
kanaliseert ressentiment en teleurstelling zoals die in overvloed
voorkomen uit de economische verhoudingen (klassenvorming,
gefrustreerde consumptieverlangens, dalende inkomens, toenemende
onzekerheid) in hedendaags Afrika, en benoemt schuldigen en
vijanden op een wijze die — bij de huidige beschikbaarheid van
geavanceerde wapens en communicatiemiddelen — tot onomkeerbare
escalatie kan leiden. Escalatie doet zich vooral voor als een
etnische groep (dat wil zeggen: haar als etnisch
particularistisch poserende elite) zich meester weet te maken van
de postkoloniale staat en haar geweldsmachine.
11. Gegeven deze
historische en politieke achtergrond, is het moeilijk een
hanteerbare definitie te geven van etniciteit. Het volgende is
niettemin een poging daartoe: ‘Een etnische groep is een
uitdrukkelijk naamdragende verzameling mensen.
Binnen het sociale veld (bijv. een samenleving, een nationale
staat) wordt er collectief een beperkt aantal van
dergelijke verzamelingen onderscheiden, maar altijd meer dan een.
Lidmaatschap is in principe door geboorte. Binnen
elke verzameling identificeren mensen zich met elkaar, en worden
zij door anderen geidentificeerd, op grond van een aantal
historisch bepaalde en historisch veranderlijke, specifieke etnische
grensmarkeringen: de etnische naam zelf, en voorts bijv.
taal, vormen van leiderschap, produktiewijzen, andere
onderscheidende cultuurtrekken, soms ook lichamelijke kenmerken.
Naast elkaar bestaande etnische groepen binnen een land
verschillen in cultureel opzicht dikwijls slechts ten aanzien
van de zeer beperkte selectie van cultuurtrekken die als
grensmarkering fungeren. Etniciteit is dan: de manier
waarop de samenlevingsprocessen in het wijdere sociale veld
economisch, politiek en cultureel zijn gestructureerd onder
verwijzing naar een collectief onderscheiden veelheid van
etnische groepen.’
12. In de zin van
deze benadering zijn er voor etniciteit drie typen grenzen van
belang — vaak versterken zij elkaar, maar vaak ook staan zij
haaks op elkaar als bron van conflict:
•
die welke in het denken en in de taal worden onderscheiden
(hierdoor wordt gedefinieerd welke etnische groepen er binnen het
sociale veld bestaan);
•
die welke door interactie, conflict, samenwerking, worden
onderhouden, versterkt, dan wel gerelativeerd (zonder deze
sociale verwerkelijking hebben de indelingen in taal en denken
nauwelijks betekenis);
•
die welke op het landschap als bestuurlijke indelingen
zijn te onderkennen.
Deze grenzen en
hun onderlinge samenhang zijn het geliefde object van etnische
agitatie. Etnische activisten plegen het willekeurige karakter
van deze grenzen te ontveinzen, en streven vaak binnen de
landschappelijke grenzen naar geopolitieke zuiverheid die
alleen de eigen etnische identiteit tolereert.
13. Recht op
zeggenschap, op het uitdragen en beschermen van de eigen
identiteit, op de eigen cultuur, en solidariteit met het
plaatselijke, zijn centrale verworvenheden van het
Noordatlantische politieke en intellectuele klimaat van onze
tijd. Het postmoderne tijdsgewricht staat in een spanningsrelatie
tot het universalisme dat — volgens het modernisme van een
eerdere periode — aan de staat en haar instellingen wordt
toegedacht. Bij een verkeerd begrijpen van Afrikaanse etniciteit
loopt de Nederlandse politicus en de ambtenaar daarom het risico
dat hij of zij met de beste bedoelingen, en vanuit een diep
respect voor mensenrechten, maatschappelijk en politiek
explosieve vormen van etnicisering bevordert. Een voorbeeld is de
wijze waarop in Botswana (een Afrikaans land met een
uitzonderlijk gezonde economie en een uitzonderlijk goede staat
van dienst ten aanzien van democratie en mensenrechten) de
Nederlandse en Scandinavische ambassades misschien iets te
uitdrukkelijk de partij hebben gekozen voor de Sarwa in hun
contestatie tegen de Botswaanse staat. De Sarwa zijn ten gevolge
van eerdere Nederlandse expansie in Zuidelijk Afrika beter bekend
zijn als de Bosjesmannen: de Bushmen of beter San van de
antropologische literatuur. Zij beschuldigen de Botswaanse staat
van destructie van hun leefmilieu en verwoesting van hun cultuur.
Als men beseft dat het hier gaat om de expansie van grootschalige
extensieve veeteelt door veebaronnen die zeer nauwe banden met
regeringskringen onderhouden, is men eerder geneigd de wijze
waarop, en niet de aard, van de steun te bekritiseren.
page last modified: 20-04-13 12:25:08 | ||||