|
This text was originally published as: Van Binsbergen, W.M.J., & G. Hesseling, 1984d, ‘Aspecten van staat en maatschappij in Afrika: Inleiding’, in: van Binsbergen, W.M.J. & G.S.C.M.Hesseling (eds), 1984, Aspecten van staat en maatschappij in Africa: Recent Dutch and Belgian research on the African state, Leiden; African Studies Centre. pp. 11-25
click here for the table of contents of the entire book
INLEIDING
(1)
In
samenwerking met de landelijke werkgroep "Staat en
Maatschappij" organiseerden wij, namens het
Afrika-Studiecentrum, medio december 1981 een tweedaagse workshop
voor alle collega's in Nederland en Belgie die zich bezig houden
met onderzoek op het gebied van Afrikaanse staten. Deze bundel is
daarvan een weerslag, met dien verstande dat wij (zoals reeds
voor en tijdens deze bijeenkomst werd aangegeven) als redactie
actief aanvullende bijdragen hebben gecoopteerd met het doel een
zo veelzijdig en representatief mogelijk beeld te geven van
recent Nederlands en Belgisch onderzoek op het gebied van staat
en maatschappij in Afrika.
Wij
zullen nu eerst de opzet en achtergrond van de workshop
schet-sen, waarna de volgende vragen aan de orde komen:
·
doelstellingen van de workshop;
·
de voornaamste behandelde onderwerpen;
·
aanvullende onderwerpen;
·
redactionele verantwoording.
De
workshop moet gezien worden tegen de volgende achtergrond.
Er
hebben zich de laatste jaren belangrijke ontwikkelingen
voorgedaan binnen de Nederlandse Afrikanistiek - ontwikkelingen
die een Intensieve en zo breed mogelijke uitwisseling tussen
plaatselijke collega's nuttiger maken dan ooit.
Het
Afrika-Studiecentrum werd zodanig georganiseerd dat thans een van
zijn twee onderzoeksafdelingen zich, onder de naam "Afdeling
politieke ontwikkelingen en geschiedenis", bij uitstek
bezighoudt met de dynamiek van de Afrikaanse staat. Het onderzoek
van de afdeling richt zich op wat zich thans nationaal en
internationaal aftekent als een van de voornaamste groeipunten in
de studie van Afrikaanse politieke ontwikkeling en geschiedenis:
de aard, de verschijningsvormen, de historische ontwikkeling en
de effecten van de staat in Afrika.
Uiteraard
vortnt de staat niet de enige ingang om processen van machtsuitoefening
in Afrika zinvol te bestuderen. Er zijn echter redenen om ons op
de staat te concentreren. De recente Internationale llteratuur neigt
ertoe om vorm, funktie en veranderingen in de specifieke
hedendaagse structuren van machtsuitoefening in Afrikaanse landen
te plaatsen in een kader waar de staat, en haar gecompliceerde,
inwendig tegenstrijdige, van conflicterende economische en
klassenbelangen doortrokken, en aan tegenstrijdige ideologische
(inclusief religieuze) invloeden onderhevige karakter steeds meer
het veld van onderzoek en theorie gaan beheersen. (2)
De
problematiek van de staat vormt een kapstok waaraan ook processen
van machtsuitoefening op regionaal en plaatselijk niveau, en hun
historische ontwikkeling, kunnen worden opgehangen. Wij denken
hierbij aan patronage-netwerken, de regionale effecten van min of
meer ingekapseld traditioneel leiderschap, en machtsuitoefening
door religieuze leiders en door ondernemers in de sfeer van
produktie en handel. De staat grijpt diep in in deze regionale en
plaatselijke structuren. Van de andere kant drukken deze
structuren hun stempel op de staat. En tenslotte wordt in de
moderne, door economische en politieke incorporatie van
plaatselijke gemeenschappen gekenmerkte (3) situatie, het
eventueel eigen, niet met de staat samenhangende karakter van
deze subnationale structuren het duide-lijkst wanneer zij
analytisch expliciet gecontrasteerd worden met de staat - als
weerspiegeling van hun feitelijke confrontatie met de staat in de
sociaal-politieke werkelijkheid.
Wat
de historische dimensie betreft kan eveneens gesteld worden dat
daarin processen van prekoloniale en koloniale staatsvorming
verreweg de meeste aandacht hebben gekregen. Deze concentratie
van wetenschappelijke aandacht hangt samen met het feit dat deze
processen van staatsvorming (in tegenstelling tot meer lokale en
diffuse processen van machtsuitoefening) het meest aanleiding
hebben gegeven tot de creatie en conservering van documentaire en
orale bronnen. Vergeleken bij de politieke geschiedenis van
prekoloniaal Afrika staat de economische, sociale, religieuze,
medische geschiedenis van dezelfde periode nog min of meer in de kinderschoenen.
Ook
de interactie tussen enerzijds nationale, moderne/en anderzijds in
de plaatselijke samenleving verankerde, rechtssystemen is een
thematiek die bij die van de staat nauw aansluit. Thans lopende,
nieuw aangevangen, en voor de komende jaren geplande projecten
van het Afrika-Studiecentrum trachten deze thema's in concreet
onderzoek te vertalen.
Voorts
werd enkele jaren geleden de Werkgemeenschap Afrika opgericht, met
de werkgroep "Staat en maatschappij" als een van haar
samenstellende onderdelen. De geringe formalisering van de
structuur van deze werkgroep, en geringe frequentie van
samenkomst, heeft nog niet helemaal geleid tot het soort
uitwisselingen dat de oprichters voor ogen stond. De werkgroep
heeft reeds een bescheiden rol gespeeld in de voorbereiding van
onder-zoeksvoorstellen ten behoeve van WOTRO (4).
Tegen
de achtergrond van deze ontwikkelingen leek het nuttig verder te
kijken dan het Afrika-Studiecentrum alleen, en een workshop te
organi-seren om het alle college's die in Nederland en Belgie
bezig zijn met onderzoek naar aspecten van de Afrikaanse staat,
of staten, mogelijk te maken op informele wijze hun onderzoek te
presenteren en te bespreken. Hoofddoel was wederzijdse
kennismaking, informatie, uitwisseling en discussie, rond de
projecten waar ieder van ons op dit moment reeds mee bezig is.
Wij meenden dat er naast presentatie van reeds volledig
uitge-werkte papers (eventueel papers die reeds elders zijn
gepresenteerd of zelfs gepubliceerde artikelen), ook plaats moest
zijn voor een bespreking van onderzoeksplannen, en zeer
voorlopige onderzoeksverslagen. De afdeling "Politieke
ontwikkeling en geschiedenis", hoopte van de gelegenheid
gebruik te maken om hun eigen plannen op het gebied van onderzoek
van de staat, ter discussie te stellen, alsmede om over lopend
onderzoek verslag uit te brengen.
Het
wetenschappelijk doel dat wij ons met deze workshop hebben
gesteld was beperkt, en dat beperkte doel is alleszins bereikt.
Het ging erom dat de deelnemers konden kennismaken met elkaars
werk. Gedurende de tweedaagse bijeenkomst hebben wij een
staalkaart gezien van waar ieder op dit moment mee bezig is. In
de individuele presentaties en de discussies die daarop zijn
gevolgd, hebben wij vaak voor het eerst een goede indruk van
ieders wetenschappelijke bezigheden gekregen. Daarblj was
duidelijk sprake van een leerproces: leder van cms ward gedwongen
zich tijdelijk en al was net maar passief bezig te houden met
aspecten van het onderwerp die buiten zijn normale
belangstellingssfeer en en wetenschappelijke werkzaamheid lagen,
en dat meet bevruchtend gewerkt hebben. Vooral het
interdiscipli-naire element was van groot belang:
staatsrechtdeskundigen, historici en sociale wetenschappers in
engere zin (politicologen, politiek sociologen en antropologen)
hadden ieder hun inbreng. Geconstateerd moet worden dat deze
verschillende inbreng van de diverse disciplines niet voor
iedereen altijd even gemakkelijk te apprecieren was. De sociale
wetenschappers, met name de antropologen, domineerden enigszins,
indachtig de vuistregel dat "Afrikanisten wel antropologen
zullen blijken te zijn tenzij het tegendeel bewezen is". Wij
hadden de indruk dat van de juristen (en tot op zekere hoogte de
historici) meer tolerantie en inlevingsvermogen verwacht werd dan
de sociale wetenschappers op hun beurt bereid waren op te
brengen. De specifieke analysekaders van het staatsrecht, en de
debatten die op dit moment gevoerd worden tussen historici op het
gebied van de politieke structuren van pre-koloniaal Afrika,
werden behandeld op een wljze die uitdrukkelijk op een
niet-gespecialiseerd publiek toegesneden leek te zijn. Van de
andere kant konden de antropologen zich zonder veel schroom
overgeven aan uiterst technische presentaties van de nieuwste
theorieen op het gebied van de "articulatie van
produktiewijzen". De discussie dreigde af en toe - ouderwets
antropologisch - te ontaarden in een ruilmarkt van pakkende
etnografische details. "Doen ze blj jouw volk zo? Nou, bij
mijn volk doen ze weer heel anders". De toon en het peil van
de discussie waren echter, vooral ook dankzij de inspanningen van
de reeks voorzitters, zodanig dat de onvermijdelijke
interdlsciplinaire contactmoeilijkheden nooit tot bitterheid of
agressie leidden. En er waren beslist pogingen tot
grensoverschrijding. Wetenschappelijk was het ook een pluspunt
dat wij verder hebben kunnen kijken dan onze Afrikaanse neus lang
was. Vergelij-kingen met Zuid-Amerika, Zuid-Oost-Azie, Oceanie,
Europa en Noord-Amerika vlogen bij haast elke discussie over de
tafel en werkten vaak bijzonder
verhelderend.
Binnen
de context van het Afrika-Studiecentrum mag als positieve opbrengst
van de workshop genoemd worden dat bij deze gelegenheid de
afdeling "Politieke onwikkeling en geschiedenis" zich
voor het eerst overtuigend als eenheid aan de buitenwereld
gepresenteerd heeft, op een wijze die liet zien hoezeer deze
aanvankelijk zeer heterogene verzameling onderzoekers is
toegegroeid naar een gemeenschappelijke onderzoeksactivi-teit
rond het thema van de dynamiek van de staat in Afrika.
Ook
in sociaal opzicht kan de workshop als succesvol worden
be-schouwd. Hij heeft het ons mogelijk gemaakt te bouwen aan een
nieuw netwerk - de basis van vruchtbare wetenschappelijke
uitwisseling in de toekomst. Van de andere kant was het
duldelijke - maar voorspelbare -verschil in de aard en toon van
de discussies tussen de eerste en de tweede dag aanleiding om te
vermoeden dat bij een bijeenkomst van meer dan deze twee dagen
een beslissende doorbraak zou hebben plaatsgevonden naar meer
theoretische en systematische diepgang - maar die te bereiken was
tenslotte niet het doel van deze workshop.
Een
kwart van de deelnemers van de workshop kwam uit Belgie. Terwijl dit
een significant aantal was, en de kennismaking met de Belgische
onderzoeksactiviteiten met betrekking tot het onderwerp van de
workshop zeer verhelderend was, hopen wij wel in de toekomst een
meer evenredige vertegenwoordiging tot stand te brengen.
Inhoudelijk is er uiteraard de omstandlgheid dat de Belgische
historische banden met Afrika recenter en nauwer zijn geweest dan
die van Nederland, wat doet vermoeden dat de Nederlandse
collega's werkzaam op het gebied van staat en maatschappij in Afrika
veel aan hun Belgische collega's zouden kunnen ontlenen.
Tenslotte
moet dankbaar vermeld worden de bijdrage van collega's die zich
niet specifiek met de staat in Afrika bezighouden, maar die
vanuit hun eigen vakgebied zijdelings met deze problematiek
betrokken zijn; hun aandeel in de discussie en als voorzitters
vormde een onverwachte verrij-king van het geheel.
Zoals
blijkt uit de opbouw van deze bundel, die in belangrijke mate de
presentatie van de bijdragen tijdens de workshop weerspiegelt,
zijn wij min of meer voortgeschreden van het algemene,
theoretische, vooral ook staatsrechtelijke niveau, naar de
bestudering van case-studies, waarin aspecten van de staat
in concrete situaties aan de orde kwamen. Het staalkaart-karakter
van de workshop maakte dat verdere structurering niet dwlngend
kon worden opgelegd. Dat neemt niet weg dat wij ons in de loop
van de sessies steeds weer hebben beziggehouden met een beperkt
aantal thema's, die gaandeweg de gedachtenwisseling gingen
bepalen, - zodat in feite de discussie een grotere eenheid kreeg
dan op grond van de afzon-derlijke papers was te voorspellen.
Zonder de pretentie van volledigheid kunnen deze thema's als
volgt kort worden aangegeven:
-
Een thema dat ons vooral in de eerste sessie bezighleld was dat
van pluralisme (Goldschmidt), het horizontaal (of, bij
nader inzien, toch met een zekere mate van onderschlkking) naast
elkaar bestaan van verschillende rechtssystemen en mede daardoor
bepaalde organisatiestructuren, binnen een en dezelfde Afrikaanse
staat. Hetzelfde thema staat centraal in de nog niet op de
workshop gepresenteerde case-study over Ziguinchor, Senegal (Hessellng),
waarin autochtone en moderne concepties ten aanzien van grond met
elkaar geconfronteerd worden. Op dit ontmoetingsgebied van
staatsrecht en sociale wetenschappen moesten wij een aanzienlijke
spraakverwarring constateren, die met name de uitwisseling tussen
staatsrechtspecialisten en sociale wetenschappers beperkingen
oplegde.
-
Naast deze horizontale geleding bleek telkens weer hoe relevant
het was om vertikaal verschillende nlveaus of lagen te
onderscheiden in de analyse van de staat: de continulteit
(benadrukt in Goldschmidts paper) en discontinulteit tussen
nationaal, subnationaal en plaatselijk niveau (zo verhelderend
opgeroepen in Konings' paper) bleek een belangrijk bindend thema.
-
Een andere vertikale structurering die in het centrum van de discussie
stond was die volgens klassen; de merites en
tekortkomingen van een klassen-analyse voor het begrijpen van
vooral de postkoloniale Afri kaanse politieke werkelijkheid
(Geschiere) was een van de weinige echt controversiele
vraagpunten op de workshop.
-
Dit raakte uiteraard aan een discussiethema dat op hedendaagse
Afrikanisten-conferenties bijkans een verplicht nummer is
geworden: de merites en tekortkomingen van marxistische
benaderingen als verklarings- modellen voor de Afrikaanse
politieke en sociale verschijnselen. De inbreng van Konings,
Geschiere en (in de discussie) Skalnik en Van Bins- bergen stond
hier lijnrecht tegenover die van Akasha. Met wat kunst- en vliegwerk
is bereikt dat deze discussie zich kon beperken tot
wetenschappelijke dimensies van het onderhavige paradigma, en
niet ontaardde in een heilloze confrontatie van ideologische
uitgangspunten. Dat het thema daarmee echter verre van uitgeput
was bewijst, in deze bundel, Van Bins-bergen's na de workshop
geschreven evaluatie van de antropologie van P.P. Key als theorie
van de klassenstrijd in de periferie van het kapitalis-tische
wereldsysteem.
-
Door de hele conferentie heen speelde het thema van de
discrepan-tie, en de vaak wonderlijke, veelvormige, dialectische
relatie, tussen "wet" en "werkelijkheid".
Martin Doornbos behandelde hiervan, in zijn tentatieve paper over
grondwets-preambules, het ene uiterste: formeel--juridische
teksten, waarvan de relatie tot de Afrikaanse politieke en
sociale werkelijkheid een centraal probleem genoemd moet worden.
Genoemd paper is, op Doornbos' verzoek, niet in de
oorspronkelijke vorm opgenomen. In een poging om, naast de meer
politicologische aspecten ook de ideologische en
constitutionele dimensie van het probleem te belichten, hebben
Wim van Binsbergen en Gerti Hesseling op het thema
voortgeborduurd, hetgeen heeft geresulteerd in een uitvoerig
gezamenlijk artikel van genoemd drie"man"schap, zoals
opgenomen in deze bundel. Asmeron, van de andere kant, liet zien
hoe de expliciete doelstellingen, de "wet" in een
wijdere dan strikt-juridische zin, van projecten van
plattelandsontwik-keling in botsing komen met de werkelijkheid
van klassenvorming, manipu-latie en ineffidentic op lokaal
niveau.
-
Bij de bespreking van elites in het staatsvormingsproces
werd vooral de nadruk gelegd op de culturele dimensie van hun
rol, waarbij zowel de culturele vormen die het voorkoloniale
koningschap in Afrika omgaven (Claessen), als de bijdragen van
onderwijs en wereldreligie - Islam - in de vorming van
Noordafrikaanse postkoloniale elites (Opdeijn), aan de orde
kwamen.
-
Vele papers en discussies bewogen zich rond de problematiek van
de historische transformatie van de staat. De bijdragen
over staatsvormende elites zijn in dit opzicht reeds vermeld.
Daarnaast was er de bespreking van de rol van handel in het
staatsvormingsproces van het Dar Masalit sultanaat in West-Soedan
(Kapteijns) - met als negatieve conclusie dat het gangbare model
van lange-afstandhandel als centrale factor in staatsvor- ming
hier niet van toepassing blijkt te zijn. Voorts de bijdragen van
staatsrecht-juristen als Reyntjens (over de verrassende rol van
de Belgen in het staatsvormingsproces van Rwanda op de drempel
van de onafhankelijk-held), en (in de discussie) Hesseling over
staatsvorming in Senegal. Ook de bijdragen van meer specifiek
sociaal-wetenschappelijke zijde hielden zich vooral met deze
problematiek bezig (Geschiere, Buijtenhuijs en Schoenmakers). In
dit kader moet ook de later aan deze verzameling toege-voegde
bijdrage van Buijtenhuijs over Kikuyu-onderzoek vermeld worden.
Hij doet daarin een poging om, aan de hand van een case-study
over Kenya, het debat over de relatie tussen antropologie en
imperialisme te heropenen.
-
Enigszins verrassend gezien het feit dat slechts een paper dit
onderwerp expliciet centraal stelde (Nauwelaerts) was de
aanzienlijke aandacht die wij in de discussies bleken te moeten
schenken aan militaire aspecten van staat en staatsvorming
vooral in modern Afrika. Dit hing nauw samen met een thema dat in
een uiterst boeiende en bewogen sessie over Tsjaad centraal
stond:
-
Staat en revolutie, waarin naast de bijdrage van de beide
autevirs van een paper over dit onderwerp (Buijtenhuijs en Paul
Doornbos) ook de inbreng, in de discussie, van Van Benthem van de
Bergh vermeld mag worden. De latere bijdrage van Konings over
Rawlings en de revolutie in Ghana, past bij uitstek binnen dit
thema, en vervangt Konings reeds gepubliceerde workshop-paper
over plattelandsontwikkeling in Ghana.
-
Tenslotte de economische dimensie van de staat, die in
vrijwel alle papers en discussies even werd aangestipt, maar die
centraal stond in de bijdragen van Kapteijns, Asmeron en Konings.
De door de redactie gecoop- teerde beschrijving van de
staatsinterventie in de landbouw met betrekking tot de Senegalese
katoenverbouw (Achterstraat), mag als een interessante illustratie
van dit thema worden beschouwd.
De
opzet van de workshop was, zoals gezegd, elkaars werk te leren
kennen en aldus vruchtbare wetenschappelijke contacten voor de
toekomst op te bouwen. Het was zeker niet onze ambitie veel
voortgang te bewerken in de ontwikkeling van theorieen over staat
en maatschappij in Afrika, of te komen tot een uitputtende
beschrijving en analyse van bepaalde concrete onderwerpen. De
inhoudelijke opbrengst van de workshop bleef dan ook in hoofdzaak
beperkt tot het feit dat wij alien werden blootgesteld aan theoretische
benaderingen die niet primair de onze waren. De opbrengst van deze
confrontatie moet blijken in de toekomst. De opzet van de
workshop had als gevolg dat vele papers zich als het ware in een
vacuum bevonden: de auteurs gingen in hun papers heel specifieke
discussies aan en leverden bijdragen aan lopende debatten waarvan
de vereiste andere gesprekspartners nauwelijks op de workshop
aanwezig bleken. Kapteijns met haar bijdrage over de
interpretatie van prekoloniale handel binnen het geheel van de
hedendaagse Soedan-studien zal zich in zo'n vacuum gevoeld
hebben, en lets van hetzelfde effect was te bespeuren in de
reactie op Geschiere's paper gewijd aan de marxistische discussie
over de postkoloniale staat. De afwezigheid van buitenlandse
coryfeeen, en de keuze van Nederlands als voertaal op de
conferentie (wat overigens incidenteel gebruik van met name het
Engels niet in de weg stond), droegen ook bij tot een sfeer van
ontspannen informaliteit waarin hemelbestormende theorievorming
niet bepaald de eerste prioriteit had. Niemand zwaaide met zijn
internationale academische credit cards, en niemand had
enige behoefte een tijdelijke pecking order onder de
aanwezigen op te stellen. Hierdoor kon de workshop bij uitstek
beantwoorden aan zijn doel van wederzijdse wetenschappelijke verkenning.
Dit
alles neemt niet weg dat er op de workshop een aantal duidelijke
blinde vlekken aan te wijzen waren, die bij een meer thematische
opzet en een minder open marktkarakter van de toevloed van
bijdragen wellicht vermeden zouden zijn - en die wij gedeeltelijk
hebben kunnen ondervangen door naast de papers ook nagekomen
bijdragen in deze bundel op te nemen. Het op de workshop
aangeboden werk vormde een wat willekeurige selectie, en een
momentopname. (5) Sommigen van ons grepen de gelegenheid door de
workshop geboden, aan om eigen experimentele nieuwe benaderingen
uit te testen, en waren niet met hun voornaamste onderzoekswerk
tot dusver vertegenwoordigd. Dit was bijvoorbeeld het geval met
M. Doornbos, wiens baanbrekende werk over etniciteit en
incorporatieprocessen in Oost-Afrika thematisch een nu bestaande
blinde vlek in de workshop had kunnen opvul-len, maar die in
plaats daarvan verkoos zijn krachten te beproeven op de formele
analyse van preambules - met als voorlopig eindresultaat genoemd
collectief artikel. Dit was ook enigzins het geval met het werk
van de beide organisatoren, wier recent werk op het gebied van
taal, constitu-tionele ontwikkeling, partijpolitiek en
grondenrecht (Hesseling), etniciteit, klassenvorming en religie
(Van Binsbergen) in Afrikaanse staten ondergesneeuwd bleek onder
organlsatorische beslommeringen, recente studiereizen, en de
presentatie van een veelomvattend onderzoeksprogramma voor de
afdeling "Politieke ontwikkellngen en geschiedenis" van
het Afrika-Studiecentrum. (6) Waar vanaf het begin was
aangekondigd dat de publicatie van de workshop-papers zou worden
aangevuld met representatieve bijdragen van collega's die niet op
de workshop vertegenwoordigd waren, meenden wij niet buiten ons
redactionele boekje te gaan door ook voor onze eigen, latere
bijdragen een plaats in de bundel in te ruimen.
Naast
etniciteit (op de workshop toch enigszins ter sprake gekomen in
de bijdragen van Geschiere en P. Doornbos - en in deze bundel
voorzien van een theoretische verkenning van het begrip
"volk" van de hand van A. Trouwborst), partijpolitiek
(aangestipt in het paper van Schoenmakers), religie (in deze
bundel vertegenwoordigd met de latere bijdrage van de hand van
J.P. Heijke), en in de interne formele organisatie en het
func-tioneren van staatsorganen (wel aangestipt in de bijdrage
van Asmeron over de organisatie van plattelandsontwikkeling),
vormde in geografisch opzicht vooral het Zuidelijk-Afrikaanse
subcontinent een blinde vlek - alweer een die niet representatief
genoemd kan worden voor recente onderzoeksactivi-teiten althans
in Nederland. In systematisch, theoretisch opzicht vormden wel de
grootste blinde vlekken: de afwezigheid van methodologische be-schouwingen,
de definitie van de staat, en het vaststellen van de randvoor-waarden
binnen welke al dan niet van een staat gesproken kan worden. In
dit opzicht was het Tsjaad-paper van Buijtenhuijs een
sleutelbijdrage: meer dan een van de andere onderwerpen dwong de
verwarrende situatie in Tsjaad ons dit probleem in de discussie
een centraler plaats te geven dan de papers zelf gedaan hadden.
Alweer bleek dat de opzet van de workshop geen representativiteit
garandeerde: deze definitionele en categorisatie--problematiek is
in de kring van Nederlandse onderzoekers van staat en
maatschappij in Afrika met name aan de orde gesteld in de recente
stan-daardwerken The Early State en The Study of the
State, waarvan beide redacteuren (Claessen en Skalnlk) zelfs
aan de workshop deelnamen. (7) De noodzaak tot grotere scherpte
van definitie en diepte van theoretische perspectief bleek ook
telkens weer bij de discussie rond sleutelbegrippen als klasse en
produktiewijze.
Nochtans,
het feit dat wij de bijdragen in deze bundel hebben kunnen opsplitsen
in twee nagenoeg even omvangrijke gedeelten: theoretische beschouwingcn
en case-studies, suggereert dat het hier geboden geheel
toch een veel grotere systematiek vertoont dat van een toevallige
verzameling wetenschappelijke bijdragen verwacht kon worden. Er
is beslist sprake van een zekere thematische en theoretische
convergentie binnen de huidige wetenschapsbeoefening op dit
gebied in Nederland en Belgie. Deze bundel getuigt niet slechts
daarvan maar suggereert ook punten van toekomstige groei in dit
opzicht.
Na
deze eerste verkennende workshop ligt het voor de hand om bij een
volgende bijeenkomst van Nederlandse en Belgische onderzoekers
van staat en maatschappij in Afrika een meer thematisch accent te
leggen, ten einde deze vraagpunten nader te beschouwen. Zo heeft
een in december 1984 te Antwerpen gehouden bijeenkomst
(georganiseerd door de Unlversitaire Instelling Antwerpen, het
Afrika-Studiecentrum, en het Centrum voor Studie en Documentatie
van Afrika te Brussel) zich, als voortzetting van de onderhavige
workshop, gericht op staatspenetratie op lokaal niveau in Afrika,
aldus theorievorming en case-studies bindend binnen een
specifieke optiek.
Tot
slot dienen enkele opmerkingen van redactionele aard gemaakt te
worden. Na de workshop te hebben georganiseerd en geleid, en de
aanvul-lende bijdragen te hebben gecoopteerd, heeft onze
redactionele taak zich vrijwel beperkt tot copy-editing.
Er heeft derhalve na de conferentiedis-cussies nauwelijks een
inhoudelijke discussie met de auteurs plaats gevonden, zodat de
inhoud van de afzonderlijke bijdragen voor de
verant-woordelijkheid van de auteurs blijft. Het overige valt
onder de verant-woordelijkheid van ons als redacteurs.
Onder
dat "overige" meet ook het tijdstip van verschijnen
gerekend worden. Het was ons vaste voornemen om binnen een jaar
na de workshop de resultaten ervan te publiceren. Dat is helaas
volstrekt niet gelukt en een oprecht excuus aan met name de
deelnemers aan de workshop, is hier zeker op zijn plaats. Een
aantal omstandigheden mogen de aanzienlijke vertraging die het
project heeft opgelopen, wellicht verklaren. Als belangrijkste
reden moet aangevoerd worden het feit dat beide redacteuren kort
na de workshop voor langere tijd naar Afrika vertrokken. Wij
hebben de problemen die deze afwezigheid met zich meebracht
schromelijk onderschat: gebrek aan communlcatiemogelijkheden voor
overleg; een zekere preoccupatie die eigen is aan veldwerk en die
nog lang na terugkeer uit het veld nasuddert, enz. Het moet ons
ook van het hart dat het copy-editing ons niet meeviel.
Nog een laatste opmerking van redactionele aard, die evenwel de
inhoud van enkele bijdragen betreft. Het is onvermijdelijk dat
feitelijke gegevens -zeker wanneer zij ontwikkelingen in modern
Afrika betreffen - snel ver-ouderen. Zo spreekt Peter Geschiere
in zijn bijdrage nog over president Ahidjo van Kameroen, terwijl
deze in 1982 vervangen werd door Biya, waarna een conflict tussen
beiden in 1984 culmineerde in een bloedige poging tot
staatsgreep. (8) Bit aspect speelt een nog grotere rol in de
beide artikelen over Tsjaad (van de hand van Rob Buijtenhuijs en
Paul Doornbos), in welk land de ontwikkelingen zo snel en
chaotisch verlopen dat de specifieke feiten op het moment dat
erover geschreven wordt, al bijna achterhaald zijn. Soortgelijke
problemen doen zich voor ten aanzien van de bibliografiee'n. Wlj
zijn er echter van overtuigd dat de thema's die in deze bijdragen
aan de orde gesteld worden, van voldoende algemeen, syste-matisch
en zelfs theoretisch belang zijn om de artikelen onverkort en ongewijzigd
op te nemen.
CONCLUSIE
Hoewel
wlj geprobeerd hebben aan de hand van de reacties van onze
college's, tijdens en na de workshop het terrein zo breed
mogelijk te bestrij-ken, is het resultaat dat thans voor U ligt,
zeker niet een uitputtend overzicht van recent Nederlands en
Belgisch onderzoek op het gebied van staat en maatschappij in
Afrika. Met alle beperkingen van deze verzame-ling, en in het
algemeen van het huidige Nederlandse en Belgische onderzoek van
de Afrikaanse staat, willen wij deze bundel presenteren als een
tastbare neerslag van de veelzijdige en boeiende ontwikkelingen
die zich op het bestreken wetenschapsgebied voordoen.
Deze
ontwikkelingen staan uiteraard niet op zichzelf. Zij
weerspie-gelen enerzijds een politieke en maatschappelijke
betrokkenheid, onder Westerse onderzoekers, bij de ontwikkelingen
in het Afrikaanse continent -welhaast een constante trek van
Afrikanistisch onderzoek over vele deca-den, maar recent nog
versterkt door de eis van maatschappelijke relevantie binnen
Westerse intellectuele kringen en organisaties. Daarnaast volgen
deze ontwikkelingen een zorgwekkende economische conjunctuur:
nooit werd de wereld zo pijnlijk en onontkoombaar geconfronteerd
met het falen van nationale en continentale systemen van
voedselvoorziening als juist de laatste jaren, en wel met
betrekking tot Afrika. Gedurende de komende jaren zal een groot
deel van de ontwikkelingssamenwerking van Westeuropese landen, de
Verenigde Staten en de Sovjet-Unie zich op Afrika concentreren. Veel
van het Afrikaanse voedselvraagstuk wordt toegeschreven aan
falende nationale staatssystemen in dat continent (9). Of deze
verklaring terecht is, en waaruit dat falen dan bestaat, zijn
vragen die aan de hand van de onderhavige bundel studies
uiteraard niet uitputtend beantwoord kunnen worden; daarvoor was
immers onze doelstelling te zeer inventariserend. Maar deze
vragen leveren wel een kader waarin het type studies dat hier is vertegenwoordigd,
relevantie verkrijgt en verder uitgewerkt kan worden (10).
1.
Onze dank gaat uit naar de administratieve staf, de Algemeen
Secreta- ris, en de administrateur van het Afrika-Studiecentrum,
alsmede de beheerder van het Eysingahuis te Leiden, die ieder een
onmiskenbare bijdrage leverden aan de buiten-wetenschappelijke
vormgeving van de workshop. Tevens danken wij Ria van Hal en
Mieke Zwart voor het ulttypen en (samen met de redacteuren)
lay-outen van dit lijvig manuscript.
2.
Vgl. Bayart 1979; Claessen & Skalnlk 1978, 1981; Geschiere
1982; vele bijdragen in Gutkind & Wallerstein 1976; Mamdani
1976; Saul 1979; Shivji 1976; een beknopt overzicht van de recente
discussie aan de staat in postkoloniaal Afrika en elders in de
Derde Wereld geven Truong 1981, Lonsdale 1981, Anyang' Nyong'o
1983, en Goulborne 1981, waar met name ook naar de in dit verband
belangrijke publikaties uit de Review of African Political
Economy verwezen wordt (vgl. ook deze bundel, hoofdstuk VI,
van de hand van P. Geschiere; en in hoofdstuk III onze zeer
uitvoerige bibliografie van staatsrecht en politick in Afrika).
Veel van deze discussie is gelnitieerd door het werk van Alavi
(bijv. 1972). De actualiteit van de Afrikaanse staat als stu-
die-object mag ook blijken uit het feit dat internationaal
toonaan- gevende algemene tijdschriften recente thema—nummers
aan dit onderwerp hebben gewijd, bijv. Presence africaine,
(cf. Colloque 1983) Africa (cf. Peel 1984), Cahiers
d'Etudes africaines (cf. Cahiers 1982)
3.
Vgl. Cliffe et al. 1977; Cohen S, Middleton 1970; Doornbos
1978; Geschiere 1982.
4.
De Stichting 'Wetenschappelijk Onderzoek in de Tropen': de
voornaamste Nederlandse financieringsinstantie van Afrikanistisch
wetenschappelijk Onderzoek voor zover dit niet op het budget van
de universiteiten zelf drukt noch in opdracht van de overheid of
derden wordt ondernomen.
5.
Voor een vollediger beeld van althans het Nederlandse lopende
onder- zoek van staat en maatschappij in Afrika mag verwezen
worden naar de door T. Gerold-Scheepers verzorgde overzichten in
de Nieuws-brief van de Werkgemeenschap Afrika en de Newsletter
on African Studies in the Netherlands; alsmede naar de
relevante sectles in: W. van Binsbergen (1981a); Franse versie:
'L'Anthropologie de 1'Afrique sub-saharienne aux Pays-Bas dans
les annees 1970', in: Agence de Cooperation cultu- relle et
technique (eds) (1981), Etudes Africaines en Europe: Bilan et
inventaire, Paris: Editions Karthala, I: pp. 277-312.
6.
W. van Binsbergen, 'Afdeling "Politieke ontwikkelingen en
geschiede-nis": Onderzoeksprogramma 1981-1986'; dit
document, waarin naast thematische hoofdlijnen veel van de
recente en voorgenomen actlvitei-ten van de vrijwel voltallig op
de workshop vertegenwoordigde afdeling van het
Afrika-Studlecentrum zijn verwerkt alsmede daaruit
voort-vloeiende publicaties, werd als achtergrondpaper op de
workshop verspreld, maar discussie werd doorverwezen naar de
Werkgemeenschap Afrika; een uitgewerkte Engelse versie is van
Binsbergen 1982.
7.
Claessen & Skalnlk (1978), (1981).
8.
Zie daarvoor met name Geschiere (1984).
9.
Vgl, Bates 1981, 1983; voor een Interessante Nederlandse bundel
die aansluit bij deze problematiek, vgl. Krop 1982.
10.
Deze vraag stond bijvoorbeeld centraal op de Antwerpse workshop
van 1984, e.g. Hesseling et al. (ter perse).
Alavi,
H. 1972 'The state in post-colonial
Societies: Pakistan and Bangladesh', in: New Left Review, 74:
59-81.
Anyang'nyong
1983
'L'Etat et la societe en Afrique', Africa Development 8,981
19833:
76-96.
Bates,
R.H.
1981
Markets and states in tropical Africa, Berkeley/Los
Angeles/London: University of California Press.
1983
Essays on the political economy of tropical Africa, Cambridge
Cambridge University Press.
Bayart,
J
1979
L'Etat au Cameroun, Parijs: Presses de Fondation nationale des
sciences politiques.
Binsbergen,
W.M.J. van
1981
'Dutch anthropology of sub-saharan Africa in the 1970's',in:
Kloos en Claessen 1981: 45-84.
1982
'Department of political science and history: research program
1981-86', Leiden: Afrika-Studiecentrum.
Cahiers
1982
'African state systems', special issue, Cahiers d'Etudes
africaines, 12, 3-4, nos. 87-88.
Claessen,
H.J.M. & P. Skalnlk (red.)
1978
The early state, Den Haag/Parijs: Mouton
1981
The study of the state, Den Haag/Parijs: Mouton
Cliffe,
L. , J.S. Coleman & M.R. Doornbos (red.)
1977
Government and Rural Development in East Africa: Essays on
Political Penetration, Den Haag: M. Nijhoff.
Cohen,
R., & J. Middleton (red.)
1970
From Tribe to Nation in Africa: Studies in Incorporation
Processes, Scranton: Chandler.
"Colloque"
1983
Colloque sur "la problematique de l'Etat en Afrique
noire"/Colloquium on "the State in Black Africa",
Presence africaine 1983, 127-128: 1-413.
Doornbos,
M.R.
1978
Not All the King's Men, Den Haag/Parijs: Mouton voor
Afrika-Studiecentrum.
Geschiere,
P.L.
1982
Village Communities and the State, London: Kegan Paul
International voor
1984
Afrika-Studiecentrum. 'Hegemonische regimes en volksverzet in
postkoloniaal Afrika', Sociologische Gids 84/4: 344-368.
Goulborne,
H.
1981
'The Problem of the State in Backward Capitalist Societies', in:
Africa Development, 6, 1: pp. 45-69.
Gutkind,
P.C.W., & I. Wallerstein (red.)
1976
The Political Economy of contemporary Africa, Beverly
Hills/London:Sage.
Hesseling,
G., F. Reijntjens & W.M.J. van Binsbergen (eds)
(ter
perse) State and local
community in Africa, Brussel: CEDAF.
Kloos,
P., & H.J.M. Claessen
1981,
(red.) Current issues in
anthropology: The Netherlands, Rotterdam: Nederlandse
Sociologische en Antropologische Vereniging.
Krop,
M. (red.)
1982
De smalle marge van de onafhankelijkheid, Amsterdam: Bert Bakker.
Lonsdale,
J. 1981'States and social processes in Africa: A
historiogra-phical survey', African Studies Review 24, 2-3:
139-226.
Mamdani,
M.
1976
Politics and Class Formation in Uganda, London: Heinemann.
Miller,
J.C.
1980
(red.) The African Past
Speaks, Folkesone: Dawson.
Peel,
J.D.Y. (ed.)
1984
'Interventions of the state', special issue, Africa, 54, 3:
1-127.
Saul,
J.
1979
The State and Revolution in Eastern Africa, New York/London:
Monthly Review Press.
Shivji,
I.G.
1976
Class Struggles in Tanzania, London: Heinemann.
Truong,
T.D.
1981
The role of the State: A selected and annotated biblio graphy
with emphasis on the post-colonial states, Den Haag: Institute
of Social Studies.
page last modified: 27-11-06 14:21:05 | ||