Wim van Binsbergen
Religie in de samenleving van noord-west Tunesië
1. Uitgangspunten en conclusies
2. Beknopte etnografische gegevens
syllabus bij een voordracht voor het dinsdagmiddag-werkcollege
2 december 1969, 15.30 uur.
Antropologisch Sociologisch Centrum,
Universiteit van Amsterdam

Wim van Binsbergen's webpage on Khumiriyya (N.W. Tunisia), late 18th - mid-20th century

 

return to the index page of Historic Berber culture

 

[1] [ numbers between brackets indicate original pagination of this paper ]

WIM VAN BINSBERGEN

RELIGIE IN DE SAMENLEVING VAN NOORD-WEST TUNESIË

1. Uitgangspunten en conclusies

2. Beknopte etnografische gegevens

syllabus bij een voordracht voor het dinsdagmiddag-werkcollege

2 december 1969, 15.30 uur.

Antropologisch Sociologisch Centrum, Universiteit van Amsterdam

 

UITGANGSPUNTEN EN CONCLUSIES BIJ:

‘RELIGIE EN SAMENLEVING VAN NOORD-WEST TUNESIE’

In het kader van het leeronderzoek van het A.S.C, deed ik in het voorjaar van 1968 onderzoek in enkele gehuchten in het bergland van Noord-West Tunesië (de Kroumirie). Ik wilde bestuderen:

a.                   de vorm en de inwendige samenhang van de voorstellingen en acti viteiten in de Kroumirse religie (en daarvan vooral: de cultus rond plaatselijke heiligdommen), en

b.                  de plaats van die voorstellingen en activiteiten in het geheel der Kroumirse samenleving.

Mijn bevindingen zijn vastgelegd in een binnenkort te vermenigvuldigen doktoraalscrijptie. Mijn etnografische gegevens over punt (b) heb ik samengevat in een stuk dat tegelijk met het onderhavige beschikbaar zal komen. In het onderhavige stuk zullen alleen uitgangspunten en conclusies gegeven worden geabstraheerd van de etnografie.

Ik hoop dat de discussie ertoe bijdraagt deze conclusies verder aan te zuiveren.

De verschijnselen waarmee wij ons zullen bezighouden

De eerste stap tot analyse van het soort verschijnselen dat bekend staat onder termen als religie, magie, symboliek, niet-rationeel handelen e.d. is het terrein met een bruikbare definitie af te bakenen. Daarbij geldt niet dat elke definitie even goed is als een andere. Gebruikelijke fouten zijn het inbouwen, in een definitie, van theorie die men pas na het definiëren kan gaan toetsen, en het verwarren van de twee analyse-niveaus (onderzoeker resp. participant). Er zijn in onze wetenschap een groot aantel religiedefinities voorhanden; geen bleek voor het Kroumirse materiaal te voldoen. Ik kies daarom de volgende definitie:

‘Naast andere activiteiten verrichten mensen bepaalde activiteiten waarvan het volgende geldt:

a.                   zij claimen dat die activiteiten gericht zijn op een werkelijkheid buiten de empirisch waarneembare;

b.                  zij claimen dat die activiteiten gericht zijn op de empirische werkelijkheid, en wel met het doel die empirische werkelijkheid te beïnvloeden; maar hun voorstellingen over hoe die activiteiten de werkelijkheid beïnvloeden, kunnen vanuit het standpunt van de moderne westerse wetenschap niet juist worden geacht.

De activiteiten van type a en type b gezamenlijk, plus de inheemse voorstellingen over empirische en niet- empirische werkelijkheid waarop die activiteiten steunen, vormen de verschijnselen waarmee wij ons zullen bezighouden; ik noem ze

 [ 2]

absolute verschijnselen.

Ik gebruik een onbelaste term als ‘absoluut’, om het voor de Kroumirie irrelevante onderscheid magie/religie te vermijden (zie: etnografische gegevens, par. 1. 3.2.). De hier gegeven definitie heb ik in het veld gehanteerd. Zij sluit aan bij bekende beschouwingen over rationaliteit, naar naakt het etnocentrisme daarvan expliciet.

Nu is het mogelijk geworden overeenkomsten en verschillen te traceren tussen absolute en niet-absolute sociale verschijnselen in de Kroumirie. Het aantal mogelijke benaderingen is hier legio. Ik beperkte mij tot:

 

a.                   de interpretatie van de Kroumirse voorstellingen en activiteiten vanuit de fundamentele Kroumirse voorstellingen over het verkeer tussen mensen (etn.geg. par. 1).

b.                  sociaal-structurele aspecten van absolute activiteit (etn.geg.par2) .

Analyse van dit etnografische materiaal leidde tot een aantal conclusies:

Conclusies.

Het is niet zinvol de absolute verschijnselen in een samenleving op te vatten als een apart, losstaand complex. Evenmin blijkt de oude droom op te gaan dat een pakkende formulering gevonden kan worden voor de plaats van absolute verschijnselen in het geheel van een bepaalde samenleving. Wel lijkt het mogelijk, op grond van mijn analyse van het Kroumirse materiaal, een aantal principes aan te geven volgens welke de samenhang tussen absolute en niet-absolute verschijnselen in een samenleving gestalte kan krijgen:

Sommige absolute activiteiten en voorstellingen zijn volledig gemodelleerd naar het menselijk verkeer en verschillen daarvan slechts doordat een van de partners (en zijn inbreng) niet empirisch waarneembaar is. In dit aspect komen bepaalde fundamentele normen en waarden op een (voor onderzoeker én participant) onderkenbare manier tot uitdrukking, waardoor dit aspect bijdraagt tot normatieve integratie (etn.geg. par. 1.2).

Overigens vormen absolute activiteiten en voorstellingen een betrekkelijk autonoom systeem, niet direct herleidbaar tot andere aspecten van de betrokken samenleving. In dit systeem zijn te onderscheiden:

2.1. Elementen die indirect , volgens systematisch werkende principes, wel te herleiden zijn tot andere aspecten van de betrokken samenleving. Sommige van die principes zijn:

2.1.1.        De onder 1 genoemde elementen ondergaan een aantal formele transformaties (bijv, uitwerking, abstrahering, herinterpretatie); er blijft een zekere gelijkenis met 1 bestaan, aan de hand waarvan de onderzoeker kan trachten te reconstrueren welke transformaties hebben plaatsgevonden, en waardoor. (Vgl. bijv. etn.geg. par. 1.3.1.)

2.1.2.        Bestaande, niet-absolute sancties kunnen worden aangevuld net absolute sancties (die eventueel ook gedeeltelijk interpreteerbaar

zijn volgens 1). (vgl. etn.geg. par. 1.2.)

2.1.3.        Oppositie on integratie van inheems onderkende sociale

[ 3 ]

eenheden worden verwerkt tot in hoge mate analoge oppositie en integratie in absolute voorstellingen en activiteiten.

2.1.4. Bestaande variatie, in een of andere vorm, van absolute activiteiten en voorstellingen wordt door de participanten aangegrepen als regelrechte manifestatie van verschillen tussen individuen en tussen sociale eenheden t.a.v. niet-absolute sociale verschijnselen.

2.2. Elementen die niet zijn te herleiden tot endere aspecten van de betrokken samenleving, naar die (juist door de autonomie van absolute verschijnselen) een welkome aanvulling op die andere aspecten leveren: als doorbreking van een rigide sociale structuur, als alternatief voor het dominante waardensysteem; waarschijnlijk vertoont 2.2. aanzienlijke overlapping met 2.3.:

2.3. Elementen, afkomstig uit een samenleving die van de betrokken samenleving aanzienlijk verschilt in ruimte en/of tijd; deze elementen kunnen in de betrokken samenleving behoord hebben tot alle hier genoemde typen, en zijn in principe niet herleidbaar tot andere aspecten van de samenleving die ze heeft overgenomen.

Analyse van absolute verschijnselen in een bepaalde samenleving aan de hand van o.a. deze principes blijft arbitrair zonder zeer grondige kennis ven heden en verleden van die samenleving in al zijn aspecten} in dit opzicht is mijn analyse natuurlijk ontstellend arbitrair. Hogelijk hebben mijn conclusies toch enige heuristische waarde voor analyse van absolute verschijnselen buiten de Kroumirie. Een essentiële beperking van dit type analyse is dat impliciet wordt uitgegaan van de fictie dat voorstellingen en activiteiten binnen de samenleving vastomlijnd zijn, vrij stabiel in de tijd en met geringe individuele afwijkingen; de werkelijkheid benadert deze fictie maar gedeeltelijk.

De samenhang tussen absolute en niet-absolute verschijnselen laat de belangrijkste vragen open: hoe kwamen mensen aan de voorstellingen van een niet-empirische wereld, en hoe kwamen zij er soms (bijv, tin een deel van onze samenleving) vanaf? De beantwoording van deze en andere fundamentele vragen eist echter o.a. analyse ven het hier besproken type. M.n. het oude probleem van de achtergronden van de selectie van zaken uit de zichtbare wereld, die in het absolute systeem geïntegreerd worden (Durkheims symbooltheorie, Malinowski, Radcliffe-Brown enz.), kan zo dichter tot een oplossing komen.

Bijlage: Beknopte etnografische gegevens bij ‘Religie in de samenleving van Noord-West Tunesië’ (volgt nu)

[ 1a]

BEKNOPTE ETNOGRAFISCHE GEGEVENS BIJ:

"RELIGIE IN DE SAMENLEVING VAN NOORD-WEST TUNESIË" 1969

NB. Dit stuk vormt een aanvulling op ‘Uitgangspunten on conclusies’. Zonder dat laatste stuk is dit stuk niet te lezen, wel andersom. Wie dus weinig tijd heeft moet alleen het andere stuk lezen.

1. Absolute verschijnselen en fundamentele opvattingen over het verkeer tussen mensen.

1. Verkeer tussen mensen

1.   De visie van de Kroumir op zijn samenleving is primair een verwantschap pelijke. Verwanten hebben claims op elkaar, en wie claims op elkaar hebben zijn verwanten – of worden het (soms formeel: door een huwelijk; maar in ieder geval in de praktijk: door gebruik van verwantschapsterminologie, en door genealogische manipulatie ). Als aanvulling op dit verwantschappelijke principe hanteert men geografische nabijheid, die door vestigingeen huwelijkspatroon, en door genealogische manipulatie, met verwantschap samenhangt.

2.   Het belangrijkste type relatie in de Kroumirie is de meziya-relatie: de constante uitwisseling van diensten en goederen (1). Een deel van deze relaties komt door vrije associatie tot stand, een andere deel behoort tot de verwantschapsverplichtingen. De ideale vorm van deze relaties is die van metashrin, waarbij deze uitwisseling frequent en ongelimiteerd is, met frequent bezoek aan eikaars huis en erf. Voedselgiften spelen bij deze relaties een grote symbolische rol. In principe zijn alle Kroumirs voor elkaar aanvaardbaar als uitwisselingspartners: ideologisch zijn de partners (en hun wederzijdse inbreng) gelijk.

3.   Het sleutelbegrip in het verkeer tussen Kroumirs is: hórma,’domein’. Enerzijds beschrijft het begrip dat deel van de zichtbare wereld dat het exclusieve ‘domein’ van een individu of van een sociale eenheid is: land, erf, huis, vee, vrouwen; horma is een mannelijk attribuut en impliceert: juist gebruik van het ‘domein’, en bekwaamheid om dit domein te beschermen. Anderzijds is horma een formulering voor relaties tussen mensen; ‘domein’ wordt hier: aantal en kwaliteit van iemands relaties, het vermogen om die relaties te continueren, en het vermogen een respectvolle bejegening voor zich op te eisen. Aldus wordt horma evaluatie. De beide aspecten van het begrip blijven onderling verwisselbaar, zodat bijv. aantasting van iemands huis tevens een aanslag is op zijn evaluatieve horma, en bijv. hoge welstand iemand aan hoge evaluatieve horma helpt [ mits hij de verplichtingen die hoge welstand oplegt, nakomt]. Die evaluatie kan ook geladen worden met morele waardering, ook afgezien van uitwisselingsrelaties. In allerlei omgangsvormen kunnen verschillen in horma zichtbaar worden; maar dit toch steeds tegen deachtergrond van gelijkheid.

 [2a]

1.2. Interpretatie van de absolute verschijnselen volgens het verkeer tussen mensen.

Het verkeer tussen mensen maakt veel van de Kroumirse absolute voorstellingen en activiteiten begrijpelijk. Het duidelijkst ligt dit t.a.v. de absolute instanties waarop men verreweg de meeste activiteit richt: plaatselijke heiligen. De relatie tussen mens en plaatselijke heilige wordt gezien als een verwantschapsrelatie. De heilige draagt de verwantschapstermen voor oudere broer of zuster, soms vader, grootouder (of voorouder); de aanspreekterm wordt ook in aanroepingen gebruikt om de claims die de mens op de heilige heeft, te onderstrepen. Zoals men met zijn verwanten een verplichte uitwisselingsrelatie heeft, heeft men die ook met de heilige. Verwanten bezoeken elkaar (en het graf van recent overledenen) minstens eenmaal per jaar met voedselgiften – zo ook t.a.v. de heilige; en de heilige beschikt over sterke sancties (ziekte, waanzin, tegenspoed) als men hem vergeet. In de relatie met de heilige is ook het aspect van geografische nabijheid uitgewerkt: men beschouwt het heiligdom als een buurhuis, vandaar dat men er olie, boter, koeken naartoe brengt. Naast bezoek aan het heiligdom zijn er een aantal andere activiteiten waarbij de mens goederen en diensten aandraagt in de relatie tot de heilige (het toewijden van maaltijden, hot brengen van beestenoffers, het geven van een feest) en waarbij men dezelfde term ‘meziya’ gebruikt als bij menselijk verkeer. Door de eigen inbreng krijgt de mens dezelfde sterke claims op de heilige als partners in het menselijk verkeer.

Ook het begrip horma is volledig toepasbaar op heiligen. Het ‘domein’ van een bepaalde heilige in de zichtbare wereld is: het heiligdom (zijn ‘huis’), de voorwerpen daarin, het land eromheen met de flora en fauna daarop, en voorts (niet gelocaliseerd) specialisten in absolute activiteiten gericht op die heilige, mensen tijdens heiligdombezoek, en alles wat de-heilige als offer beloofd is. De heilige duldt geen aantasting van dit terrein, noch van mensen, noch van andere heiligen of geesten. En volgens het aspect van horma dat verwijst naar relaties, hanteert men een waarderingsschaal voor heiligen, waarin telt hoe groot het recruteringsveld is van mensen die op een bepaalde heilige activiteiten richten, van wolk type die activiteiten zijn, van welke type hot heiligdom is, welke attributen er voorkomen (neerslag van absolute activiteiten), en hoe groot het vermogen tot bescherming en wraak van de heilige is.

In de absolute activiteiten gericht op heiligen konen de ideale normen m.b.t. het verkeer tussen mensen naar voren: onverbreekbaarheid van relaties, onaantastbaarheid van horma, verplichtingen tussen verwanten en buren. Zoals tussen mensen, wordt bij absolute activiteit natuurlijk van die norm afgeweken. Absolute activiteit benadert echter meer het ideaal dan verkeer tussen mensen, omdat absolute instanties beschikken over groter informatie en effectiever sancties. Absolute verschijnselen zijn aldus een voorbeeld voor verkeer tussen mensen. Een tamelijk vrijblijvend voorbeeld, omdat absolute instanties geen directe morele autoriteit hebben m.b.t. het verkeer tussen mensen onderling: zij wreken alleen vergrijpen jegens

 [3a]

henzelf. Zoals heiligdommen, worden ook huis en dorsvloer beschouwd als (zichtbare) absolute instanties, en wie zich vergrijpt aan wat zich op die plaatsen bevindt, wordt gestraft. Dit is een extra beveiliging (tegen diefstal en aanranding) in het verkeer tussen mensen. Ook specialisten op het gebied van absolute activiteiten zijn in het ‘domein’ van absolute instanties; vanuit die bescherming kunnen zij zonder gevaar o.a. conflicten blootleggen (divinatiespecialisten) en regelen (vooral beheerders van heiligdommen). Deze tijdens het leven werkende absolute sancties worden en werden dikwijls getrotseerd. Bijv, non belooft de heilige altijd neer dan non hen in werkelijkheid offert; de ongewapende beheerder van een heiligdom werd bij vredestichten beschermd door gewapende leden van een onpartijdig segment; diefstal uit huizen en van dorsvloeren komt wel degelijk voor; specialisten in absolute activiteiten worden slechts tijdens die activiteiten ontzien, naar zijn daarbuiten dikwijls voorwerp van spot en handtastelijkheden (neer dan andere mannen).

Slechts God (een absolute instantie op wie men tijdens het leven relatief weinig absolute activiteiten richt) eist rekenschap voor vergrijpen tussen mensen onderling (moord, diefstal, verkrachting, overspel, e.d.), naar dat pas na de dood. De relevantie van absolute sancties m.b.t. God is moeilijk vast te stellen: de betrokken gedragingen zijn daarnaast op minstens twee andere manieren (en dan nog tijdens het leven) gesanctioneerd, nl. binnen het verkeer van gehuchtsgenoten onderling, en vanuit de formele politieke organisatie waartoe de Kroumirie behoort (de staat Tunesië),

1.3. De grenzen van de samenhang tussen absolute verschijnselen en verkeer tussen mensen.

1. De uitwisselingsrelatie tussen mens en absolute instantie verschilt van die tussen mensen als men let op wat van weerskanten wordt ingebracht. Wij nemen weer als voorbeeld absolute activiteit gericht op heiligen. De kleine offers die in het heiligdom blijven (wierook, kaarsen, geld) zijn werkelijke giften van de mens aan de (onzichtbare) heilige. Maar van de hoger gewaardeerde offers (koeken, maaltijden, beestenoffers) krijgt de heilige (of zijn specialist) niets dan het gebaar – het substantiële deel van het offer valt toe aan de offeraars, hun naaste omgeving, en passanten. Toch krijgt men juist door deze offers sterke claims op de heilige. Men hanteert dus het inheemse model van een uitwisselingsrelatie, naar zo abstract, dat van een werkelijke overdracht geen sprake meer is. Hetzelfde zien wij als mensen waardeloze dingen (gebroken aardewerk, kapotte theepotjes, e.d.) naar een heiligdom brengen: het zijn loze dummy’s, naar zij voldoen aan het model van ‘overdracht’, on bezorgen de gever toch een claim op de heilige. De heilige van zijn kant levert ‘baraka’ – en dat is iets dat niet direct herleidbaar is tot niet-absolute voorstellingen en activiteiten, en dat niet direct zichtbaar wordt in de

 [ 4a]

empirische werkelijkheid;

2. Alle absolute instanties, onzichtbaar (God, de Profeet Mohammed, heiligen) en zichtbaar (huis, dorsvloer, bron, pad – en de zichtbare zaken die net de onzichtbare instanties direct geassocieerd zijn: heiligdommen, Qoranexemplaren, specialisten enz.) onderscheiden zich door hun vermogen ‘baraka’ te leveren} slechts geesten zijn hiervan uitgesloten. Enerzijds is baraka (‘personalistisch’) een afhankelijkheidsrelatie tot een hoger wezen binnen de hiërarchie van al het bestaande; het hogere wezen levert hulp en bescherming in ruil voor absolute activiteit die het lagere wezen (bijv. de mens) op hem richt; anderzijds is baraka ( ‘mechanicistisch’) een onpersoonlijke kracht, die al het bestaande nodig heeft on te kunnen bestaan en vruchtbaar te zijn, die al het bestaande- dan ook sui generis heeft, maar die in absolute instanties zo geprononceerd is dat die instanties door fysiek contact hun baraka kunnen laten ka kunnen laten overvloeien op andere wezens, n.l. bij absolute activiteit. In allerlei absolute activiteiten en voorstellingen t.a.v. alle absolute -instanties wordt van moment tot moment nu eens het ene, dan weer het andere effect van baraka benadrukt.

Er zijn samenhangen tussen horma en baraka, maar zij zijn niet volledig tot elkaar te herleiden. Een heilige net veel baraka heeft meer horma dan een minder belangrijke heilige, en omgekeerd. De grootte van de baraka van een heilige blijkt gelijk op te gaan met de expansie (zie par. 2.3; te beschrijven in termen van horma, ‘domein’) van het ermee verboden verbonden territoriale segment; de heiligen die verbonden waren met overvleugelde segmenten krijgen geen eigen feest meer, hun heiligdommen worden (kinder-)begraafplaateen voor de allernaaste omgeving, , zij raken soms volkomen in vergetelheid. Ook de baraka van huis en dorsvloer blijkt afhankelijk te zijn van de horma van het ermee verbonden | segment; bovendien neemt in de reeks huis-dorsvloer-bron-pad de relatieve / grootte van de baraka toe, naarmate deze zichtbare zaken geassocieerd zijn met een kleiner, maar veel intenser interagerend segment, dat een des te scherper bepaalde horma heeft (bijv.: bij het huis: de bewoners; bij het pad: alle dalbewoners, plus passanten, onderling slechts sporadisch interagerend en alleen in de hoge, vage segmenten samen te voegen). Door te handelen overeenkomstig zijn horma toont een absolute instantie zijn baraka (zowel in het agressieve, als in het weldadige aspect). Hoge horma impliceert baraka (want zonder eigen, en zonder van absolute instanties afkomstige baraka, geen succes), en kon mensen tot plaatselijke heiligen maken»

 Horma als toegang tot baraka wordt o.a. geblokkeerd door morele waardering; naar aangezien morele waardering dikwijls ook een aspect is van horma, is deze blokkering niet volledig. Van de andere kant is hoge baraka geen toegang tot horma, voor zover het mensen betreft. Specialisten in absolute activiteit hebben bijvoorbeeld buiten die sfeer geen horma op grond van dit specialisme (wel eventueel op grond

[ 5a]

van het gewone verkeer tussen mensen); dit is te begrijpen uit de voorstelling van baraka als afhankelijkheidsrelatie, die niet aan hot Kroumirse mannelijke ideaal beantwoordt, maar die bij de specialisten zeer geprononceerd vorm krijgt.

3. Naast de besproken activiteiten gericht op heiligen worden er op heiligen frequent activiteiten gericht die de aansluiting net het verkeer tussen mensen missen: extatische dansen. Voorts is bij andere absolute instanties dan heiligen die aansluiting over het geheel minder duidelijk dan t.a.v. heiligen. En tenslotte geldt voor alle absolute activiteiten , dat de eventuele aansluiting net het verkeer tussen mensen uitsluitend de personalistische kant kan betreffen, en niet de mechanicistische (die alle mij bekende Kroumirse absolute activiteiten en voorstellingen naast de personalistische kant vertoonden; vgl par. 1.3.2.).

4. Analyse van de aansluiting van absolute verschijnselen bij het verkeer tussen mensen veronderstelt dat tussen de participanten geringe individuele afwijking t.a.v. dezelfde voorstellingen en dezelfde activiteiten bestaat. Aan deze eis is in de Kroumirie bepaald niet voldaan. De door mij geconstateerde diversiteit bleek gedeeltelijk terug te voeren tot systematische verschillen tussen de participanten in expositie aan externe invloeden, en gedeeltelijk tot het feit dat de details van absolute voorstellingen in deze samenleving zelden geverbaliseerd worden (d.w.z. zelden aan sociale controle onderhevig zijn), zodat iedere participant vrij is on naar eigen inzicht verbanden te leggen en onderscheidingen te naken, mits van de algemene, . in standaardformuleringen vastgelegde principes naar niet te duidelijk wordt afgeweken. Het ontbreken van empirische referenten bij Absolute voorstellingen verhoogt die vrijheid nog.

5. Analyse van de aansluiting van absolute verschijnselen bij het verkeer tussen mensen veronderstelt dat buide aspecten wortelen in dezelfde samenleving. Maar een samenleving verandert voortdurend (vanuit een eigen dynamiek en vanuit externe invloeden) waarbij snelheid en richting waarmee de diverse aspecten van die samenleving veranderen, dikwijls verschillen. Wanneer bepaalde absolute voorstellingen duizenden kilometers ver ontstaan zijn en pas recent zijn geïntroduceerd, kan men hier geen directe aansluiting verwachten net de inheemse voorstellingen over het verkeer tussen mensen, Bijv.: de onzichtbare samenleving die in de Kroumirie aan geesten wordt toegeschreven, is geen kopie van de huidige of vroege re Kroumirie, naar veeleer van de urbane kant van de wijdere traditionele Noord-Afrikaanse samenleving waarin de Kroumirie al vele eeuwen als ruraal segment is geïntegreerd; de geesten kennen een hiërarchisch juridisch en politiek systeem, verscheidenheid in etnische groepen en in godsdiensten, enz.

De Kroumirie vormt bepaald geen geïsoleerd cultuurgebied. Door taal, als markt, als vestigingsgebied voor steeds nieuwe sociale eenheden, en ook als plaats waar de Islam verbreid werd en waar zich vertakkingen vestigden van de Islamitische Sufi-ordes, was het gebied verbonden net de rest van

[ 6a]

Noord-Afrika en het Nabije Oosten. Vrijwel alle aspecten van de Kroumirse absolute verschijnselen worden (blijkens literatuur) in vergelijkbare vorm elders in Noord-Afrika en omgeving aangetroffen. Ten dele lijkt dit terug te voeren tot een gemeenschappelijke, autochtone basis (dit t.a.v. heiligdommen, en misschien extase-cultussen), voor een ander deel (orthodoxe Islam, Sufisme) berust de aanwezigheid in de Kroumirie stellig op een proces van diffusie en integratie ter plaatse, v/aaraan de Kroumirie tot aan vandaag, met wisselende intensiteit, blootgesteld is geweest.

2. Sociaal-structurele aspecten van absolute activiteit. 2.1. De Kroumirse sociale structuur.

Naast de inheemse visie van de participanten (par. 1.1) is het mogelijk naar groeperingsgewijze geleding en verschillen tussen individuen in een samenleving te kijken, abstraherend van de inheemse opvattingen. 1. I.t.t. de inheemse visie levert niet Verwantschap, maar geografische nabijheid de groeperingsgewijze geleding die voor interactie tussen Kroumirs werkelijk relevant is. De Kroumirse samenleving is opgebouwd uit elkaar hiërarchisch omvattende territoriale segmenten (vanaf het gezin via erf, buurtschap, gehucht, tot dal. De laagste segmenten hebben eigen karakteristieke attributen in het landschap: resp. een huis, een dorsvloer, een bron, een mannenvergaderplaats. De segmenten hebben een naam en de leden ervan identificeren zich met elkaar: binnen de segmenten is altijd meer interactie dan tussen vergelijkbare segmenten. Alle territoriale segmenten (behalve gezin en erf) omvatten onder de gezinshoofden meer dan éen historisch reconstrueerbare patrilineages. Door allerlei bewuste en onbewuste manipulaties met historische kennis kunnen de participanten dit feit verdoezelen en de inheemse visie (segmentatie op basis van patrilineaire verwantschap) handhaven. Slechts bij korte ketens ( bijv. FaBrSo) is patriliniaire verwantschap aantoonbaar relevant bij de selectie van interactiepartners (en dan nog onderscheiden nauw-agnaten zich nauwelijks van nauwcognaten en nauw-affinalen, voor zover historische verwantschap een rol speelt in de Kroumirie, betreft het de gehele ‘kindred’). Meestal is de claim verwanten te zijni niets dan een jargon om bestaande relaties onder woorden te brengen.

Historische reconstructie toont aan dat geen van de lineages in mijn onderzoeksgebied (12 km2 ) langer dan twee eeuwen ter plaatse woont; de meeste lineages hebben zich nog veel recenter ter plaatse gevestigd vanuit elders in de Kroumirie en wijde omgeving.

Een tussenvorm tussen territoriale en verwantschappelijke geleding zijn de clans, doordat historische patrilineages voortdurend migreren, expanderen, en uitsterven, verandert (ongemerkt) de samenstelling van de clans voortdurend, maar door hun naam en door hun territoriale verankering (m.n. in toponymen) blijft het patroon van clans in een bepaalde ruimtelijke situering binnen een bepaald dal, met ieder een vaste naam en onderling huwelijksrelaties, vrij constant.

[ 7a]

2. Naast de groeperingsgewijze ordening zijn de volgende verschillen tussen individuen min of neer sociaal-structureel relevant in de Kroumirie: verschillen naar geslacht, leeftijd, welstand, nacht, en sociale waardering die iemand ondervindt.

2.2. Verschillen tussen individuen, en absolute verschijnselen.

Vrouwen verrichten frequenter absolute activiteiten dan mannen; naar de kwalitatief hoogstaande absolute activiteiten (uitoefenen van een specialisme, brengen van beestenoffers, organiseren van een heiligenfeest, nakomen van orthodoxe verplichtingen) zijn grotendeels voorbehouden aan mannen. Vele kleinere heiligen en hun heiligdommen, waarop slechts kwalitatief laagstaande absolute activiteiten zijn gericht, worden door de meeste mannen genegeerd, en zelfs als apocrief beschouwd.

De coördinatie van geneenschappelijke absolute activiteiten is in handen van hen die ook niet-absolute activiteiten beheersen (invloedrijke ouderen, rijkeren, en zij die een formele positie bekleden in de locale politiek;. Bepaalde vormen van absolute activiteit kunnen alleen de rijkeren bekostigen. Maar ook andere absolute activiteiten worden alleen door de rijkeren verricht; deze laatsten worden vooral op grond van hun hogere welstand hoger, gewaardeerd, naar door stiptheid in absolute .activiteiten kunnen zij zich zelf extra respectabel maken (ook afgezien van hun welstand). Voor rijkeren en machtigeren, die meestal veel meer dan de anderen georiënteerd zijn op de urbane centra, wordt het volgen van de Islamitische orthodoxie (die in de traditionele absolute verrschijnselen in het gebied perifeer is) tot statussymbool; hun vrouwen blijven echter (vaak als leidende figuren) in het traditionele patroon meedoen.

Maar ook het principe van fundamentele gelijkheid is in absolute activiteit uitgewerkt» In principe heeft iedereen dezelfde toegang tot kennis van absolute voorstellingen, er zijn geen besloten organisaties voor bepaalde absolute activiteiten, en in bepaalde, zeer belangrijke rituelen (m.n. collectieve beestenoffers) wordt de gelijkheid van do deelnemers op indrukwekkende wijze benadrukt. Van de andere kant levert de organisatie van plaatselijke vertakkingen van Sufi-ordes het enige voorbeeld van een formele hiërarchie in de traditionele Kroumirie (afgezien dus van de huidige politieke en economische organisatie).

Interessant is de rol van specialisten (beheerders van een heiligdom; extase-dansers/leden van de plaatselijke Sufi-orde; koranleraars): zij spelen een hoofdrol bij absolute activiteiten, en (voor zover de machtigen gehucht dat goedvinden) hebben daarbij ook soms een coördinerende taak, naar verreweg de meesten ontlenen buiten die absolute activiteiten macht noch sociale waardering aan hun specialisme. Hun specialisme is niet te rijmen met het dominante horma-waardenpatroon voor mannen. Door zijn specialisme plaatst de specialist zich echter in een aparte positie, waardoor dit specialisme een (pover) alternatief wordt

[ 8a]

voor hen die in hot dominante waardepatroon van de hogere posities zijn uitgesloten: voor de perifere gehuchtsbewoners. Hierbij speelt vooral een rol relatief geringe welstand, wat grotendeels is terug te voeren op tijdelijke of permanente ontbering van een vaderlijk erfdeel (doordat vader elders woonde, of landloos was, of een relatief lang leven had, of met de zoon in conflict was, of doordat er oudere broers waren). Zij die net hun (steeds jeugdig verworven) specialisme gestopt zijn zijn welgestelder en machtiger dan zij die specialist bleven, en wensen niet meer aan hun verleden herinnerd te worden; kennelijk was er voor hen tóch een alternatief. Complicerend werkt dat ook binnen de noest voorkomende vorm van specialisme (extase-danser/Sufi) mobiliteit mogelijk is, waarbij de bezetters van de hogere posities wel aanzien en nacht uit hoofde van hun specialisme kunnen verwerven. Toch blijven er onverklaarde gevallen, die suggereren dat behalve bovengenoemde (en waarschijnlijk andere) sociaal-structurele variabelen ook (en in wisselwerking daarmee) psychologische variabelen in het spel zijn.

2.3. Segmentatie_en absolute verschijnselen.

Enerzijds bevestigen absolute verschijnselen de segmentaire structuur van de Kroumirse samenleving. Dezelfde territoriale (en verwantschappelijke) factoren die bij andere vormen van interactie werken, beheersen de recrutering van mensen tot interactie i.v.m. .allerlei absolute activiteiten. Daarnaast kennen segmenten op ieder niveau een eigen, min of meer exclusieve absolute instantie, met een zichtbare manifestatie in het landschap: huis, dorsvloer, bron (voor resp. gezin, erf of groep erven, buurtschap of groep buurtschappen), en heiligdom. Een eigen heiligdom, met heilige, kan behoren bij segmenten op ieder niveau; naarmate een heiligdom groter en uitgewerkter is, en de ermee verbonden heilige hoger staat in de hiërarchie ven heiligen, kan zo’n heiligdom een groter segment tot attribuut dienen (de hoogste segmenten hebben zelfs geen andere zichtbare attributen dan heiligdommen). De leden van een segment onderkennen de band met een bepaalde heilige (en met elka.r) door hem als ‘voorouder’ te beschouwen en absolute activiteiten op hem te richten (bij de belangrijkste heiligen, met de grootste segmenten, o.a. een massaal feest).

Absolute activiteit (en daarvan dan vooral collectieve beestenoffers, en heiligenfeesten) brengen menen bijeen die, hoewel behorend tot hetzelfde (hogere) segment, overigens vrijwel niet interageren, door de sterke segmentatie va.: de alledaagse interactie (zelfs binnen het gehucht). Aldus is absolute activiteit een belangrijk middel in de integratie van de hogere segmenten; bovendien levert de band met dezelfde heilige een ideële integratie binnen het segment. Absolute activiteit is ook belangrijk als middel tot conflict-

[ 9a]

regulatie; door te zweren bij absolute instanties die meineed straffen (bij voorkeur de plaatselijke heilige van het hoogste segment) en doordat beheerders van heiligdommen (in het verleden) bij wapengeweld tussenbeide kwamen. Wij moeten hierbij bedenben dat traditioneel geen formele politieke beheersing bestond in de Kroumirie. In het begin van deze eeuw was de functie van conflictregulatie definitief overgenomen door de overheid (op gehuchtsniveau vertegenwoordigd door ‘cheikhs’), met sancties die niet bepaald bij absolute instanties lagen. Sindsdien hebben de specialisten hun aanzien verloren, en werden zij steeds meer uit randfiguren gerekruteerd.

Wie in een segment intrekt (m.n. een induwende vrouw) moet relaties aangaan met de heilige van dat segment; en wie eruit trekt, heeft de wraak van die heilige te duchten (verhuizen staat gelijk aan het verbreken van relaties). ‘Groepen die migreren (over vele tientallen kilometers, maar ook over enige honderden meters) nemen reliquieen mee uit hun heiligdom om daarmee een gelijknamig, nieuw heiligdom te maken, zodat men de relatie met de heilige van het segment kan continueren, ook al heeft men zich van het segment afgescheiden. Historische migraties blijken ook (tot in details juist) verwerkt te zijn in mythen over de heiligen waarmee de betrokken groepen thans verbonden zijn; deze mythen gaan stellig ook terug op creatie van nieuwe heiligdommen uit reliquieen, maar de mythologische formulering maakt het de groepen mogelijk hun oorspronkelijk behoren tot hetzelfde segment te verdoezelen en onderling zelfstandigheid te verwerven, afgezien van gelijknamigheid van heiligdommen word n alle heiligen binnen een dal in een relatieschema ondergebracht, met aan de top de belangrijkste heilige (van het grootste segment: het hele dal), die dan de verwant of de patroon heet van de meeste andere plaatselijke heiligen in het dal, en die met de belangrijkste heiligen van andere dalen een buren- of vriendenrelatie onderhoudt. De aard van deze fictieve relaties tussen onzichtbare absolute instanties weerspiegelt de anciënniteit, maar vooral de relatieve expansie van de met die heiligen verbonden segmenten, aldus heeft de segmen-taire opbouw een pendant in absolute voorstellingen. De toponymie a.d.h.v. clannamen en die a.d.h.v. heiligdommen vult elkaar aan, en geeft zo een vrij statische ordening van het landschap, welke ordening aan de warreling van historische lineages wordt opgedrongen en hun integratie bevordert. En tenslotte is er de voorstelling van rivaliteit tussen heiligen, een gegeven dat uitgewerkt is in allerlei normen t.a.v. absolute activiteit en ook in mythen; enerzijds kan die rivaliteit gezien worden als aspect van de aan heiligen toegedachte horma, maar anderzijds is het waarschijnlijk ook een uitvloeisel van de rivaliteit tussen met heiligen geassocieerde

[ 10a]

segmenten: heiligenfeesten vormen gelegenheden waarbij afgunst en conflict tussen segmenten scherp naar voren komt.

Anderzijds leveren absolute verschijnselen op diverse manieren juist een doorbreking van de segmentaire structuur, door de lagere segmenten in een hoger segment te integreren (naar interactie, en ideëel), en zelfs door integratie te bewerken buiten de grenzen van het grootste segment.

De menselijke relatiepartners van heiligen worden niet alleen betrokken uit het segment direct rond het heiligdom, maar uit andere segmenten, zelfs uit een ander dal (met een eigen, ‘top’ heilige). De relatie tussen een vrouw en een plaatselijke heilige blijft bestaan, ook nadat de vrouw is uitgehuwd (70% van de huwelijken is gehuchts-exogaam). De verplichting het heiligdom in het geboortegehucht te blijven bezoeken, verleent de vrouw een reden om de band met haar eigen segment te continueren (zodat zij en haar kinderen steun kunnen zoeken bij haar eigen eigen segment, bij echtscheiding, overlijden, landgebrek e.d.). Ook mensen die ooit (vooral i.v.m. onvruchtbaarheid) een, desnoods ver, heiligdom hebben bezocht, blijven (met hun kinderen) in relatie met de heilige, en bezoeken zijn heiligdom en feest, het belangrijkste onderdeel van de traditionele massale heiligenfeesten was een gemeenschappelijk maal voor die bezoekers, dat relaties schiep tussen de leden van de vele vertegenwoordigde segmenten. Voor een heiligenfeest is de geografische afstand waarover bezoekers nog gerecruteerd worden zeer groot (tot 10 km). De pelgrims "werden beschermd door de heilige; deze voorstelling vergemakkelijkte regionale contacten in de strak gesegmenteerde samenleving, met overvloedig wapengeweld, die de Kroumirie tot het begin van deze eeuw was. Ook marktbezoek en huwelijksrelaties vinden maximaal plaats over ca. 10 km; samen vormen zij (in onderlinge samenhang) een traditionele doorbreking van de segmentatie, wat allerlei mogelijkheden gaf en geeft: uitbesteding van vee, vergroting van huwelijks-mogelijkheden, toevlucht voor landlozen, mogelijkheden tot bemiddeling bij strijd en toevlucht i.v.m. bloedwraak.

Doorbreking van de segmentatie leveren ook de plaatselijke vertakkingen van Sufi-ordes. De superieuren van deze ordes onderhouden contacten met buiten de Kroumirie. Tot voor enige decennia waren de lagere leden, in de gehuchten, in frequente interactie met de plaatselijke superieuren; de gehuchten brachten giften op die via de lagere leden de orde bereikte. Deze organisatie is thans vrijwel doorbroken. Hoewel de ordes internationaal zijn, hebben zij in de Kroumirie een regionale aanpassing doorgemaakt (nadruk op plaatselijke heiligen – dus toch weer segmentatie).

 [11a]

Het feit dat de Kroumir zich, ondanks zijn grotendeels heterodoxe absolute voorstellingen en en activiteiten, als Moslim beschouwt, levert op zich. een, ideële, doorbreking ven de segmentatie. Over het algemeen  verschaften vooral absolute activiteiten vreemdelinge toegang tot het Kroumirse bergland. Vele Sufi’s en Qoranleraren immigreerden ven buiten de Kroumirie. Een belangrijk deel van de lineages in en om mijn onderzoeksgebied gaat terug op dit type immigranten. Zij deden nieuwe heiligdommen ontstaan (ter ere van heiligen met wie zij reeds geassocieerd waren, of ter ere van een van de vrome immigranten zelf) die soms de oudere overvleugelden, parallel aan expansie van de erbij behorende segmenten. Sommige van de aldus in de laatste eeuwen ontstane heiligdommen zijn thans de belangrijkste van de Kroumirie. Bij sommige van deze, inmiddels tot clans uitgegroeide lineages met een verleden ven absoluut specialisme,, blijkt het verleden; nog steeds (ook cl onderscheidt men zich verder in niets meer van de omringende segmenten) uit een bijzondere aandacht voor bepaalde typen absolute activiteit: de Zraidïya [Zaghaydiyya] zijn bekend om hun heiligen- feesten – zerda’s -, de Arfauiya – in het verleden geassocieerd met de orde der Sabbïya, die in de Tunesische geschiedenis een grote rol speelden – leggen zich nog steeds meer dan gebruikelijk toe op extase-dansen en lidmaatschap van de plaatselijke Sufi—orde.

Aldus werden mensen van buiten de segmentaire structuur geïncorporeerd, door de introductie die zij vanuit kun absoluut specialisme hadden. Dit verschijnsel is bekend uit heel Noord- Afrika. Maar de Islam levert ook een andere doorbraak : het is een belangrijke identificatiemogelijkheid van de Kroumir met mensen en sociale processen ver buiten zijn eigen dal en buurdalen. De incorporatie van vreemdelingen tastte de segmentaire structuur niet wezenlijk aan, maar leverde nieuwe bouwstenen. Maar nu de Kroumirie steeds meer geïntegreerd gaat worden in nationale on internationale structuren (politiek en economisch), vormt de Islam een van de mogelijkheden om zich in die nieuwe structuren  althans enigszins thuis te voelen.

 

(1) Cf. Jongmans, D.G., 1968, ‘Meziaa en horma’, in: Kroniek van Afrika.

 

(c) 2007 Wim van Binsbergen

 

return to the index page of Historic Berber culture

      The illustrations in the heading of this webpage:
  1. The background photograph shows a women's work group (mainly drawn from the family of chief Hillal bin Hassuna), from the village of Sidi Mhammad, harvesting rye near the shrine of Bu Qasbaya al-Kabir, late spring 1968;
  2. the same illustration repeated in the original black and white, bottom left of the page head;
  3. top centre left: the shrine (mzara) of the neighbourhood of Qa'a Raml, village of Sidi Mhammad, late spring 2003 -- the fresh pious gifts show that the cult is still alive and kicking -- note the car bumper which has come to replace cork plates as the shrine's traditional roofing;
  4. top centre right: the domed shrines (qubba) of Sidi Mhammad al-Wilda (the Son) in the village of Sidi Mhammad, late spring 2002 -- note how the excessive erosion of 1968 is no longer in evidence, due to the local villagers' decades of reafforestation efforts, in the context of the Tunisian state's unemployment relief work -- the photo is slightly misleading in that it just keeps out of view the extensive Qur'anic school complex which external, formal Islamic interests have erected just twenty meters north of the shrine of Sidi Mhammad, in the mid-1970s;
  5. right: a Khumiri warrior, photographed (no doubt under carefully arranged near-studio conditions( by Garrigues c. 1880, and reproduced in Bertholon, L., & Chantre, E., 1913, Recherches anthropologiques dans la Berbérie orientale, Tripolitaine, Tunisie, Algérie, 2 vols., Lyon: Rey -- a colonial anthropological study on Tunisia.